Semantius logo
Semantius
Uitspraken
ECLI:NL:RBROT:2018:1388

ECLI:NL:RBROT:2018:1388 Rechtbank Rotterdam , 23-02-2018 / 10/711124-16
Strafrecht

Semantius verrijkingen

Samenvatting

Op 23 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], die werd bijgestaan door advocaat mr. C.C.J.L. Huurman. De zaak, bekend als Manezee, betrof twee tenlastegelegde feiten, namelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing, die voortkwamen uit de zaak Battenoord.

De officier van justitie eiste bewezenverklaring van beide feiten, met een gevangenisstraf van 180 dagen (waarvan 141 dagen voorwaardelijk) en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd over meerdere zittingen en op basis van de verklaringen van de aangever, [slachtoffer M], en de verdachte, tot een oordeel gekomen.

Feit 1: Wederrechtelijke vrijheidsberoving

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De aangever verklaarde dat hij door de verdachte en medeverdachten met tape was vastgebonden en mishandeld. De verdachte ontkende actief geweld te hebben gepleegd en stelde dat hij alleen toekeek. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger van het geweld aan te merken, aangezien de verklaringen van de aangever inconsistent waren en er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gebruikt.

Feit 2: Afpersing

De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan afpersing. De medeverdachten hadden de aangever vastgehouden en mishandeld om hem te dwingen waardevolle spullen af te geven. De verdachte was aanwezig en heeft, hoewel hij zelf geen geweld gebruikte, actief bijgedragen aan de afpersing door de aangever te begeleiden naar zijn woning om een computer op te halen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de aangever onder druk stond en dat zijn handelen een wezenlijke bijdrage leverde aan de afpersing.

Strafmaat

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 141 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte, en zijn blanco strafblad. De verdachte had geen actieve rol in het geweld, maar zijn aanwezigheid en medewerking aan de afpersing werden zwaar gewogen.

Schadevergoeding

De rechtbank heeft de benadeelde partij, [slachtoffer M], een schadevergoeding van € 500,- toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering voor materiële schade werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen direct verband was met het bewezen verklaarde feit.

Conclusie

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar schuldig bevonden aan afpersing. De opgelegde straffen en schadevergoeding reflecteren de ernst van de gepleegde feiten en de rol van de verdachte in de afpersing.

Soortgelijke uitspraken

ECLI:NL:RBROT:2018:1359
Strafrecht
22-02-2018
Op 23 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van ernstige strafbare feiten, waaronder vrijheidsberoving, mishandeling, verkrachting en afpersing. De verdachte,...
ECLI:NL:RBNNE:2017:1986
Strafrecht
06-06-2017
Op 2 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en woonachtig in Delfzijl. De zaak betreft meerdere strafbare feiten die op...
ECLI:NL:RBMNE:2018:3444
Strafrecht
19-07-2018
Op 11 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko en woonachtig in Nederland. De zaak betreft meerdere feiten die zich op...
ECLI:NL:RBMNE:2022:1544
Strafrecht
22-04-2022
Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002 en woonachtig in Zeewolde. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder wederrechtelijke...
ECLI:NL:RBROT:2025:1357
Strafrecht
04-02-2025
Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en vertegenwoordigd door raadsman mr. H. Raza. De zaak betreft de tenlastelegging van...

Tijdslijn

Er is nog door niemand een tijdslijn gegenereerd.
Log in of maak een gratis account om een tijdslijn te kunnen genereren.
Oorsponkelijke uitspraak

Inhoudsindicatie

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor betrokkenheid bij afpersing. Vrijspraak van vrijheidsberoving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10/711124-16 Datum uitspraak: 23 februari 2018 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres] , raadsvrouw mr. C.C.J.L. Huurman, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 november 2016, 8 februari 2017, 21 april 2017, 25 september 2017, 13 december 2017, en van 22, 23, 24 en 25 januari 2018. Het onderzoek is gesloten op 23 februari 2018.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M. van den Berg en mr. M. Luijpen (hierna: officier van justitie) hebben gevorderd:

  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer M]

.

4 Inleiding

Het onderzoek dat geleid heeft tot de dagvaarding van de verdachte staat bekend als Manezee. Uit dat onderzoek zijn meerdere zaaksdossiers voortgekomen. Aan deze verdachte worden in de dagvaarding twee strafbare feiten verweten, die zijn ontleend aan één van die zaaksdossiers, de zaak Battenoord.

5 Bewijsoverwegingen

Feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving)

Volgens de verdediging moet de verdachte worden vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving omdat hij geen van de omschreven geweldshandelingen heeft gepleegd en evenmin als medepleger kan worden aangemerkt.

Beoordeling

Aangever [slachtoffer M] heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning van [medeverdachte E] door onder meer de verdachte met tape is vastgebonden. Nadat hij op de grond was gegooid, hebben alle verdachten op hem ingetrapt. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer M] verklaard dat twee medeverdachten hem hebben getapet en dat de verdachte hem toen in bedwang hield. Verder heeft hij verteld dat hij met zijn gezicht plat op de grond lag, toen hij door de vier verdachten werd geschopt.

De verdachte zegt dat hij geen aandeel heeft gehad in het geweld dat is gebruikt tegen [slachtoffer M] . Hij was wel aanwezig tijdens de mishandelingen maar heeft alleen, met verbazing, toegekeken. Ingrijpen durfde hij niet.

Behalve de (enigszins wisselende) verklaringen van [slachtoffer M] bevat het dossier geen ander bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de vrijheidsberoving met geweld. Ook is niet duidelijk geworden of [slachtoffer M] daadwerkelijk heeft gezien dat de verdachte hem heeft geschopt. Aannemelijk is dat [slachtoffer M] dat niet kon zien, omdat [slachtoffer M] tijdens het schoppen met zijn gezicht plat op de grond lag. De enkele omstandigheid dat de verdachte aanwezig was bij de gewelddadigheden en dat hij niet heeft ingegrepen, maakt hem nog niet tot medepleger van het geweld of de vrijheidsberoving.

De rechtbank is daarom met de verdediging van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.

Feit 2 (afpersing)

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de ten laste gelegde afpersing, omdat de verdachte niet bij alle handelingen als medepleger kan worden aangemerkt. De verdachte heeft geen geweldhandelingen verricht; hij heeft [slachtoffer M] juist willen helpen. Hij handelde om erger te voorkomen.

Beoordeling

De medeverdachten hebben [slachtoffer M] in de nacht van 4 op 5 juni 2016 in de woning van [medeverdachte E] vastgehouden en mishandeld. Zij hebben hem gevraagd of hij nog mensen in zijn omgeving kende die dure spullen hadden. De verdachte wist dat de vrijheidsberoving en de mishandelingen tot doel hadden om [slachtoffer M] te dwingen om spullen aan de medeverdachten af te staan. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de medeverdachten heeft overgehaald om de computer te accepteren die [slachtoffer M] thuis had en aan hen aanbood om de mishandelingen te laten stoppen. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte vervolgens met [slachtoffer M] en de medeverdachten in de auto naar de woning van [slachtoffer M] is gereden en dat de verdachte met [slachtoffer M] de woning is binnengegaan. De verdachte en [slachtoffer M] hebben de computer met computerbeeldscherm en kabels naar buiten gedragen en op bevel van [medeverdachte E] in de auto gelegd.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de gedwongen afgifte van de computer en kan gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Dat de verdachte geen actieve rol heeft gespeeld bij de vrijheidsberoving en de mishandelingen van [slachtoffer M] , doet er niet aan af dat hij heeft meegewerkt aan de afpersing. De verdachte wist dat [slachtoffer M] werd gedwongen om spullen of geld af te geven. Hij heeft daar op geen enkel moment afstand van genomen, maar juist een bijdrage aan geleverd. Dat de verdachte naar eigen zeggen handelde om erger te voorkomen, is niet zonder meer aannemelijk en maakt dit ook niet anders.

Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte enige rol heeft gespeeld bij de gedwongen afgifte van xtc-pillen door [slachtoffer M] . [slachtoffer M] verklaart zelf immers dat hij met [medeverdachte D] , [medeverdachte B] en [medeverdachte E] naar zijn woning is gegaan om die pillen op te halen en dat [medeverdachte B] toen mee naar binnen is gegaan. Over de verdachte wordt in dit verband niet gesproken. De rechtbank zal de verdachte in zoverre vrijspreken.

6 Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

(zaak Battenoord) hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 4 juni 2016 tot en met 5 juni 2016 te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer M] heeft gedwongen tot de afgifte van een zak met 20 xtc-pillen en/of een computer met toebehoren, in

elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer M] , in

elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (telkens) die [slachtoffer M]

  • in een woning, gelegen aan de [adres] , tegen/op een bank duwen en/of
  • de woorden toevoegen: "Je mag niet meer weg en je kunt maar beter meewerken, want anders gaan er dingen gebeuren" en/of "Ik ga je tong uitsnijden, je familie uitmoorden en ik heb een plek waar ze je nooit meer vinden" en/of "ik heb een grote homo neger als vriend, waar ik je aan ga verkopen",

althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of

  • vastpakken en/of

  • vastbinden met tape en/of

  • op de grond neergooien en/of

  • trappen tegen diens ribben en/of benen en/of hoofd en/of

  • vragen of hij mensen kende waar geld te halen viel en/of of hij thuis nog spullen van waarde had, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

  • met een kunststof holster op/tegen het gezicht slaan en/of

  • een mes tegen de keel en/of tong en/of de polsen zetten en/of

  • met een waterpomptang in de vingers knijpen.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

7 Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

8 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

9 Motivering straf

Ernst van de feiten

De medeverdachten hebben [slachtoffer M] naar de woning van één van hen gelokt, hem daar van zijn vrijheid beroofd en hem door buitensporig geweld gedwongen tot het afgeven van een computer. De verdachte was ook in deze woning aanwezig en is getuige geweest van het vele geweld dat door de medeverdachten is gepleegd. De verdachte heeft zelf geen geweld gebruikt, maar hij heeft daar ook geen afstand van genomen. Samen met de medeverdachten heeft hij [slachtoffer M] vervolgens gedwongen zijn computer af te staan, door met [slachtoffer M] de computer in zijn woning op te halen.

De verdachte heeft verklaard dat hij zo heeft gehandeld uit angst en omdat hij voor [slachtoffer M] erger wilde voorkomen. De rechtbank kan dat niet volgen. Niet is gebleken dat de verdachte zelf ook werd bedreigd door de medeverdachten. De verdachte heeft de mogelijkheid gehad om een einde aan de situatie te maken, bijvoorbeeld door de politie te bellen toen hij alleen met [slachtoffer M] in diens woning was om de computer op te halen. De verdachte heeft dat nagelaten. Hierna heeft de verdachte, samen met één van de mededaders, [slachtoffer M] naar een camping gereden om hem daar verder te laten afpersen. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt omdat [slachtoffer M] toen is gevlucht, is niet te danken aan verdachte.

Persoonlijke omstandigheden

De verdachte heeft een blanco strafblad. De reclassering heeft in haar rapport van 21 maart 2017 vermeld dat reclasseringstoezicht geen meerwaarde heeft. Mede omdat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met justitie, is de kans op herhaling laag. Als gevolg van deze zaak zijn er bij de verdachte op diverse leefgebieden problemen ontstaan, waarbij zijn psychisch functioneren het grootste probleem is. De verdachte heeft hiervoor zelf hulp gezocht en verwacht wordt dat hulpverlening binnen een vrijwillig kader afdoende is.

Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte inmiddels een relatie heeft en weer voltijds werkt. Hij is in staat een taakstraf te verrichten.

Strafmaat

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 180 dagen, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde vrijheidsberoving, zal de rechtbank een lagere taakstraf opleggen.

Conclusie

De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 141 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren.

10 Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd het slachtoffer [slachtoffer M] , ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 117,99 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.500,- aan immateriële schade.

Standpunt officier van justitie

De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade en tot toewijzing van de vordering tot vergoeding van de materiële schade tot een bedrag van € 46,04. Met betrekking tot de schadepost ‘camera’ dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard, nu er geen rechtstreeks verband bestaat met het bewezen verklaarde feit.

Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft primair bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, gelet op het door haar gevoerde bewijsverweer. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat met name de vordering tot vergoeding van de immateriële schade niet eenvoudig is vast te stellen. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de gevorderde schadevergoedingsbedragen te matigen.

Beoordeling

De benadeelde partij zal in de vordering tot vergoeding van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal, gelet op het aandeel van de verdachte bij dit feit, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 juni 2016.

De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt de schadevergoedingsmaatregel, bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, opgelegd.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

12 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 141 (honderdeenenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, na te melden voorwaarde overtreedt;

stelt als algemene voorwaarde:

  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van** 60 (zestig) dagen**;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer M] , te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), voor vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer M] te betalen € 500,- (hoofdsom, zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.

Dit vonnis is gewezen door: mr. E.M. Havik, voorzitter, en mrs. I.W.M. Laurijssens en J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1. zaak Battenoord) hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 4 juni 2016 tot en met 5 juni 2016 te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer M] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) (meermalen) die

[slachtoffer M] in een woning, gelegen aan de [adres] ,

  • tegen/op een bank geduwd en/of

  • de woorden "Je mag niet meer weg en je kunt maar beter meewerken, want anders gaan er dingen gebeuren" en/of "Ik ga je tong uitsnijden, je familie uitmoorden en ik heb een plek waar ze je nooit meer vinden" en/of "ik heb een grote homo neger als vriend, waar ik je aan ga verkopen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking toegevoegd en/of

  • vastgepakt en/of

  • vastgebonden met tape en/of

  • op de grond neergegooid en/of

  • getrapt tegen diens ribben en/of benen en/of hoofd en/of

  • gevraagd of hij mensen kende waar geld te halen viel en/of of hij thuis nog spullen van waarde had, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

  • met een kunststof holster op/tegen/in het gezicht geslagen en/of

  • een mes tegen de hals/keel en/of de tong en/of de polsen gezet en/of

  • met een waterpomptang in de vingers geknepen;

2. ( zaak Battenoord) hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 4 juni 2016 tot en met 5 juni 2016 te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer M] heeft gedwongen tot de afgifte van een zak met 20 xtc-pillen en/of een computer met toebehoren, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer M] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (telkens) die [slachtoffer M]

  • in een woning, gelegen aan de [adres] , tegen/op een bank duwen en/of

  • de woorden toevoegen: "Je mag niet meer weg en je kunt maar beter meewerken, want anders gaan er dingen gebeuren" en/of "Ik ga je tong uitsnijden, je familie uitmoorden en ik heb een plek waar ze je nooit meer vinden" en/of "ik heb een grote homo neger als vriend, waar ik je aan ga verkopen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of

  • vastpakken en/of

  • vastbinden met tape en/of

  • op de grond neergooien en/of

  • trappen tegen diens ribben en/of benen en/of hoofd en/of

  • vragen of hij mensen kende waar geld te halen viel en/of of hij thuis nog spullen van waarde had, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of

  • met een kunststof holster op/tegen het gezicht slaan en/of

  • een mes tegen de keel en/of tong en/of de polsen zetten en/of

  • met een waterpomptang in de vingers knijpen.