ECLI:NL:RBOVE:2018:2557 Rechtbank Overijssel , 20-07-2018 / 08/730518-17 (P)
Samenvatting
Op 20 juli 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in Enschede. De zaak betreft openlijk geweld gepleegd op 6 april 2017 tijdens een voetbalwedstrijd tussen FC Twente en PSV, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen zowel goederen als leden van de mobiele eenheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. R.J. Wiegant, heeft gevorderd dat het ten laste gelegde feit bewezen werd verklaard. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.P. Drosten, heeft geen expliciet verweer gevoerd tegen het bewijs, maar stelde dat de verdachte niet met een riem heeft geslagen en geen deel uitmaakte van een groep.
Tijdens de zitting zijn camerabeelden bekeken die de verdachte tonen terwijl hij deelneemt aan gewelddadige acties, zoals het schoppen tegen rolluiken en het gooien van een klinker naar een voertuig van de mobiele eenheid. De rechtbank concludeert dat de verdachte een actieve en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, wat blijkt uit zijn gedrag op de beelden en zijn eigen bekentenis.
De rechtbank oordeelt dat er sprake was van openlijk geweld in vereniging, waarbij de verdachte niet alleen geweld heeft gepleegd, maar ook heeft bijgedragen aan een sfeer van ontremming die anderen aanzette tot geweld. Dit geweld vond plaats op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk het terrein van de Grolsch Veste, en duurde van 22:00 tot 23:18 uur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is op grond van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is strafbaar voor het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen en goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank benadrukt dat geweld tegen politieambtenaren nooit te rechtvaardigen is en dat dergelijk gedrag een grote impact heeft op de veiligheid van andere bezoekers en de inzet van politie. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat in zijn voordeel is meegewogen bij de strafoplegging.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel heeft 10 supporters van FC Twente veroordeeld voor hun aandeel tijdens de rellen bij de wedstrijd FC Twente – PSV op 6 april 2017. Ze gebruikten geweld tegen de mobiele eenheid en tegen eigendommen van de club. De meesten krijgen een taakstraf opgelegd, één man moet 2 maanden naar de gevangenis.
Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL Team Strafrecht Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730518-17 (P) Datum vonnis: 20 juli 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van:
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] , wonende aan de [woonplaats] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juli 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. R.J. Wiegant en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. A.P. Drosten, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte dat:
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De bewijsoverwegingen
4.1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2
De raadsman heeft geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen ten aanzien van het bewijs. Wel is door de raadsman aangevoerd dat verdachte niet met een riem heeft geslagen en geen deel heeft uitgemaakt van een groep.
4.3
Op donderdag 6 april 2017
Voor de bewezenverklaring van het openlijk in vereniging plegen van geweld is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking binnen een groep waarvan geweld uitgaat. Het opzet van de dader moet gericht zijn op het geweld en zijn bijdrage daaraan. Ook moet hij materieel aan het geweld hebben bijgedragen door zelf geweld te gebruiken, of een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het geweld van anderen. Daarbij is alleen het deel uitmaken van een groep waarvan geweld uitgaat op zichzelf niet voldoende. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte zelf geleverde bijdrage aan het geweld van voldoende gewicht is. Daarvoor is dus niet vereist dat verdachte (ook) zelf geweld heeft gebruikt. Ook door intellectuele bijdragen aan het verband dat geweld pleegt kan hiervan sprake zijn.
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben hetgeen zij op de camerabeelden hebben waargenomen vermeld in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal.
Verdachte heeft verklaard dat hij tegen rolluiken heeft geschopt en een klinker op een voertuig van de mobiele eenheid heeft gegooid.
Ter zitting zijn de camerabeelden bekeken. De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat verdachte in het stadion tegen rolluiken schopt en buiten het stadion een voorwerp in de richting van een voertuig van de mobiele eenheid gooit. Ook heeft de rechtbank – anders dan de raadsman – op de beelden waargenomen dat verdachte met zijn riem op leden van de mobiele eenheid slaat (minuut 00:51 tot en met minuut 00:52). Verder heeft de rechtbank op de beelden waargenomen dat verdachte zowel in als buiten het stadion onderdeel is van de groep van waaruit geweld wordt gepleegd naar leden van de mobiele eenheid.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bovenstaande bewijsmiddelen dat door een in homogeen verband opererende groep supporters van FC Twente openlijk geweld is gepleegd tegen personen, namelijk leden van de mobiele eenheid, en goederen. Het geweld is tijdens een voetbalwedstrijd begonnen in de Grolsch Veste – waarvan evident is dat het op dat moment een voor publiek toegankelijke plaats is – en heeft zich vervolgens verplaatst naar de openbare weg om het stadion en duurde ongeveer van 22:00 uur tot 23:18 uur. De rechtbank is van oordeel dit openlijk geweld als één gebeurtenis kan worden aangemerkt.
Verdachte heeft daarin een actief en wezenlijk aandeel gehad, door een substantiële bijdrage te leveren aan het gepleegde geweld. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan een sfeer van ontremming waarin anderen (ook) zijn overgegaan tot het plegen van geweld. Hieruit volgt dat verdachtes opzet zich (ook) uitstrekte tot het geweld dat anderen tijdens deze gebeurtenis pleegden. Ook dat geweld kan verdachte daarom worden toegerekend. Voor zover de raadsman het verweer heeft willen voeren dat verdachtes opzet zich niet uitstrekte tot het geweld dat door anderen is gepleegd, wordt dit verweer daarom verworpen.
4.4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
6 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
7 De op te leggen straf
7.1
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren.
7.2
De raadsman heeft bepleit dat een taakstraf van 240 uren te fors is in verhouding met de straffen die de officier van justitie heeft gevorderd in de zaken van de medeverdachten, ook omdat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
7.3
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft deelgenomen aan het plegen van openlijk geweld tegen politieambtenaren dat tijdens en na de voetbalwedstrijd tussen FC Twente en PSV heeft plaatsgevonden. Dit geweld vormt een inbreuk op en ondermijnt het respect voor het openbaar gezag, zoals dat door de politie wordt uitgeoefend. Geweld tegen politieambtenaren, die de hun opgedragen taak ten behoeve van de maatschappij uitoefenen, is nooit te rechtvaardigen. Ook heeft verdachte deelgenomen aan het plegen van openlijk geweld tegen goederen. Voor andere bezoekers ontstaan door dergelijk gedrag grote gevoelens van onveiligheid. Voor deze supporters wordt het plezier in het bezoeken van voetbalwedstrijden verpest door dergelijke rellen en de veiligheidsmaatregelen die daar het gevolg van zijn. Daarnaast nopen dergelijke rellen tot de inzet van veel politie en mobiele eenheid om de orde rond voetbalwedstrijden te kunnen handhaven. Dit brengt hoge kosten mee voor de maatschappij en gaat ten koste van de capaciteit op straat. De rechtbank neemt verdachte niet alleen zijn eigen handelen kwalijk. Het gaat er ook om dat hij door zijn handelen een bijdrage heeft geleverd aan een sfeer waarin geweld tegen politiemensen en goederen gewoon werd gevonden, en daarmee anderen tot dergelijk geweld aanzet.
Bij het bepalen van de soort straf heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 17 april 2018. Daaruit blijkt onder meer dat verdachte ruiterlijk toegeeft dat hij zich heeft misdragen en zijn alcoholgebruik sindsdien drastisch heeft verminderd. De reclassering ziet geen agressieproblematiek bij verdachte en het recidiverisico wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Voor een taakstraf zijn geen contra-indicaties.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het de handelingen die verdachte zelf heeft verricht bij het onderhavige delict. De rechtbank heeft daarbij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare situaties, in het bijzonder in de zaken van de mededaders, als uitgangspunt genomen. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit, zo blijkt uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 6 juni 2018. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn handelen.
In de uitgangspunten voor de op te leggen straf en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hiervoor reeds is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de door de officier van justitie gevorderde straf voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaren verbinden.
8 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een **taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren , en beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, datvervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van120 dagen (**waarbij als maatstaf geldt één dag vervangende hechtenis per twee uren niet naar behoren verrichte taakstraf); - bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van 80 (tachtig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarde niet is nagekomen: - stelt als algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M. den Dulk en mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2018.
Mr. Breukink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.