ECLI:NL:RBOVE:2015:2442 Rechtbank Overijssel , 21-05-2015 / 08.910026-14
Samenvatting
Op 21 mei 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen [M], die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder diefstal met geweld en zware mishandeling. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd tijdens verschillende zittingen in 2014 en 2015, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
De tenlastelegging omvatte vijf feiten:
- Diefstal met geweld op 11 maart 2014 te Wijhe, waarbij twee broers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zouden zijn overvallen.
- Zware mishandeling van [slachtoffer 1] op dezelfde datum.
- Poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] op dezelfde datum.
- Poging tot diefstal met geweld op 2 april 2014 te Vaassen.
- Diefstal van een fiets op 2 of 3 april 2014 te Vaassen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft de feiten 1, 2 en 3 niet bewezen verklaard. Er was onvoldoende bewijs dat [M] betrokken was bij de overval op de broers. Het forensisch onderzoek had geen relevante sporen opgeleverd die naar [M] konden worden herleid. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs was voor de beschuldigingen van diefstal met geweld en zware mishandeling.
Met betrekking tot feit 4, de poging tot diefstal met geweld, heeft de rechtbank vastgesteld dat [M] en medeverdachten zich op 2 april 2014 bij een tabakszaak in Vaassen bevonden met de intentie om in te breken. Er waren getuigenverklaringen die bevestigden dat [M] en een medeverdachte bij de tabakszaak rondhingen en herhaaldelijk aanbellen. De rechtbank oordeelde dat deze gedragingen voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een poging tot diefstal, hoewel er geen geweld werd gebruikt of gedreigd.
Voor feit 5, de diefstal van de fiets, heeft [M] een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft deze bekentenis als voldoende bewijs beschouwd voor de diefstal.
Vonnis
De rechtbank heeft [M] vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3, maar hem wel schuldig bevonden aan feit 4 (poging tot diefstal) en feit 5 (diefstal). De rechtbank heeft [M] veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat [M] was vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen waren gebaseerd.
Conclusie
Het vonnis van de rechtbank benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken. De rechtbank heeft zorgvuldig de bewijsvoering tegen [M] beoordeeld en kwam tot de conclusie dat hij niet verantwoordelijk was voor de ernstigere beschuldigingen, maar wel voor de poging tot diefstal en de diefstal van de fiets.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
Overval met geweld op bejaarde broers.
Uitspraak
Rechtbank Overijssel Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.910026-14 Datum vonnis: 21 mei 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1], nu verblijvende in PI Arnhem-De Berg, Arnhem Noord
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 juni 2014, 16 september 2014, 11 november 2014, 20 januari 2015, 21 april 2015, 8 mei 2015 en 19 mei 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van wat door de [M] en zijn raadsman mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [M]:
Voluit luidt de tenlastelegging aan de [M], dat: 1.
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft, onder overlegging van zijn schriftelijke requisitoir, gevorderd dat [M] wordt veroordeeld voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de periode die [M] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren nu benadeelde partijen recent zijn overleden en niet duidelijk is of de vorderingen tot de nalatenschap behoren. Met betrekking tot de onder [M] in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld geen bezwaar te hebben tegen teruggave aan [M].
De raadsman van [M] heeft ten aanzien van de 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat voor de feiten 1, 2 en 3 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van voornoemde feiten te komen. Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat [M] wel in Vaassen is geweest op die dag, maar dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard omdat niet is komen vast te staan dat [M] de intentie had een inbraak te plegen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er naar de uiterlijke verschijningsvorm geen begin van uitvoering heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het beslag heeft de raadsman de rechtbank verzocht de in beslag genomen goederen aan [M] te retourneren. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de raadsman niet ontvankelijkheid bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de benadeelde partijen zijn overleden en op dit moment niet duidelijk is of de vorderingen tot de erfenis behoren.
5 De beoordeling
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat [M] de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat [M] het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De overwegingen van de rechtbank
Op dinsdag 11 maart 2014 te 22.03 uur ontvangt de politiemeldkamer een melding van een oudere man die aangeeft in zijn woning aan de [adres 1] te Wijhe te zijn overvallen. Op dat adres blijken twee mannen, broers woonachtig te zijn. De broers [slachtoffers], respectievelijk 82 en 85 jaar oud.
Naar aanleiding van deze overval heeft het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek verricht naar de aanwezigheid van sporen op de plaats van het delict en op de tijdens het onderzoek in beslag genomen handschoenen, bivakmuts en schoenen. Dit onderzoek heeft geen, althans te weinig (relevante) de [M] betreffende resultaten opgeleverd om te kunnen bijdragen tot het bewijs. De aanwijzingen, die er aan hebben bijgedragen dat jegens [M] de verdenking is gerezen dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan voornoemde overval, hebben dus niet geleid tot het vereiste wettige bewijs. Ook ander redengevend bewijs ontbreekt. De overige door het openbaar ministerie aangedragen omstandigheden dragen evenmin bij aan het bewijs dat [M] een van de daders van de overval zou zijn.
Dat betekent dat [M] van het onder 1, 2 en 3 tenlastelegde moet worden vrijgesproken.
Op 4 april 2014 heeft [slachtoffer 3] te Vaassen aan de [adres 2] (tabakswinkel) aangifte gedaan van een poging diefstal met geweld. Aangeefster heeft verklaard dat op 2 april 2014 omstreeks 22.20 uur lang en indringend aan de achterdeur werd gebeld. Het bellen ging met tussenpozen. Toen ook de sensor aanging welke linksachter naast het huis is gemonteerd, vertrouwde ze het niet. Toen zij uit het raam keek ontwaarde zij haar buren, die vertelde dat er twee personen met een capuchon op rond haar huis hadden gelopen.
Medeverdachte [K] heeft bij de politie verklaard dat hij, samen met medeverdachten [C] en [M] in de avond op 2 april 2014, in zijn auto naar Vaassen is gereden met als doel bij een tabakszaak c.q. woning in te breken. Op 25 maart 2014 heeft een voorverkenning plaatsgevonden om te bezien hoe men de woning/winkel het makkelijkst kon benaderen voor een inbraak. Medeverdachte [K] zou 1/5 deel van de buit krijgen voor zijn aandeel. [C] en [M] hebben tijdens die voorverkenning met elkaar afgesproken dat het raam geen optie zou zijn. Er zou gewoon worden aangebeld.
[K] heeft verder verklaard dat hij, op aangeven van [C], de avond van 2 april 2014 rond 22.00 uur de auto heeft geparkeerd op een parkeerplaats aan de [adres 2] te Vaassen. Hierna zijn [C] en [M] uitgestapt. [K] zou twee uur wachten. Als [C] en [M] dan nog niet terug waren zou hij naar huis rijden. Zo rond 22.45 uur is [K] zonder de [M] en medeverdachte [C] weggereden. Hij reed langs de tabakszaak/winkel en zag dat daar de politie aanwezig was. [K] is toen doorgereden richting huis. Toen hij bijna thuis was, is hij door de vriendin van [C] gebeld met het verzoek [C] op te halen in Vaassen. [C] was door de politie aangehouden wegens openbare dronkenschap. [K] is toen teruggereden en heeft [C] opgehaald. Tijdens die rit heeft [C] verteld hoe het een en ander was verlopen. [C] en [M] zouden om de betreffende winkel/woning zijn heengelopen en meerdere keren hebben aangebeld. Er werd echter niet gereageerd. Daarna hebben zij nogmaals aangebeld. Niet veel later werd er gereageerd door een van de buren en zijn [C] en [M] weggegaan.
[K] heeft verklaard dat [C] hem heeft verteld dat hij daarbij door een van de buren met een zaklantaarn in zijn gezicht zou zijn geschenen. Vanaf de sigarenboer zijn zij over de Laan van Fasna gelopen en toen de [adres 2] ingegaan. Zij zagen toen politie aankomen. [M] (verdachte) is toen de bosjes ingedoken en [C] deed alsof hij dronken was en ging midden op straat lopen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van medeverdachte [K], inhoudende dat het de bedoeling was om een inbraak te gaan plegen, voldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De verklaringen sluiten aan op die van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die verklaard hebben - kort gezegd - dat er rond 22.30 uur 2 mensen met capuchons bij de tabakszaak rondhingen en naar binnen keken, en van aangeefster, zodat de rechtbank concludeert dat de opzet erop was gericht om een diefstal te plegen in de tabakswinkel/woning.
Op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan niet worden geconcludeerd dat bij of ten behoeve van de voorgenomen diefstal geweld zou worden gebruikt, dan wel gedreigd zou worden met geweld. Bij verdachten zijn geen wapens en/of andere dreigmiddelen aangetroffen en ook de getuigen verklaren daar niet over. Ook valt niet op te maken dat tussen verdachten vooraf is gesproken over het eventueel toepassen van geweld. Het rondhangen bij de woning, het aanbellen en door het raam kijken acht de rechtbank onvoldoende voor de aanname dat bij de diefstal geweld zou worden gebruikt of dat daarmee zou worden gedreigd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen en zal [M] daarvan vrijspreken.
Voor een strafbare poging is vereist dat het voorgenomen misdrijf zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering van dat misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt een gedraging als een begin van uitvoering als zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm geacht moet worden te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vastgestelde gedragingen, te weten: het laat op de avond rondhangen bij een winkelpand/woning, met capuchons op door de ramen kijken en langdurig meerdere malen aanbellen, naar haar uiterlijke verschijningsvorm geacht moet worden te zijn gericht op de voltooiing van de diefstal. De rechtbank acht dus een strafbare poging diefstal bewezen.
Uit de door de getuigen en medeverdachte [K] geschetste omstandigheden volgt dat verdacht en medeverdachte [C] beiden naar de betreffende woning zijn gelopen. Hun rollen lijken inwisselbaar te zijn geweest; zowel [M] als de medeverdachte [C] hebben een volwaardige rol gespeeld in het begin van de uitvoering van de diefstal. De rechtbank zal [M] daarom veroordelen voor het medeplegen van poging diefstal.
[M] heeft met betrekking tot de diefstal van de fiets een bekennende verklaring afgelegd. Nu sprake is van een bekennende [M] in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal de rechtbank daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, in de bijlage, die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.2 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de [M] onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de [M] het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. [M] wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de [M] onder 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 310 en 311 Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot diefstal, terwijl dit feit door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd
het misdrijf**: diefstal **
7 De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [M] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [M] strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8 De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de [M] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS is het uitgangspunt voor een dergelijk (voltooid) feit een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. In dit geval is het bij een poging gebleven. Daar staat tegenover dat het feit in de late avond is gepleegd en dat er een voorbereiding in de vorm van voorverkenning aan vooraf is gegaan. [M] heeft daarnaast nog een fiets gestolen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden acht de rechtbank daarom een passende straf.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen goederen overweegt de rechtbank het volgende. In het dossier ontbreekt een beslaglijst. Gelet op de vordering van de officier van justitie dat de in beslag genomen goederen worden teruggegeven aan [M], zal de rechtbank teruggave van de in beslag genomen goederen gelasten, nu het strafvorderlijk belang zich daartegen kennelijk niet verzet.
9 De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], wonende te Wijhe aan de [adres 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de [M] tot betaling van in totaal € 7.545,69 (zevenduizend en vijfhonderd en vijfenveertig euro en 69 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade: € 4.545,60;
- immateriële schade: € 3.000,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 1], wonende te Wijhe aan de [adres 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de [M] tot betaling van in totaal € 10.679,59 (tienduizend en zeshonderd en negenenzeventig euro en 59 cent ), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade: € 2.179,59;
- immateriële schade: € 8.500,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Nu [M] door de rechtbank zal worden vrijgesproken van de aan de vorderingen ten grondslag liggende feiten zal de rechtbank bepalen dat deze niet-ontvankelijk zijn.
10 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 en 27 Wetboek van Strafrecht.
11 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat [M] het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan [M] onder 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het onder 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het onder 4 en 5 bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf:
poging tot diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
het misdrijf:
** diefstal **
- verklaart [M] strafbaar voor het onder 4 en 5 bewezenverklaarde;
- veroordeelt [M] tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de benadeelde partijen: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], wonende te Wijhe, aan de [adres 1] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
- gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2015. De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 04TGO14004. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
[adres 2] richting de Laan van Fasna gelopen. Op de Laan van Fasna zijn ze rechtsaf gelopen richting de sigarenwinkel. Dezelfde weg zijn ze teruggelopen. (..) V: Na de voorverkenning, rijden jullie terug. Wat wordt er verteld in de auto? A: [M] en [C] hadden het over dat ze er een goed gevoel over hadden. Er was een raam dat open stond onder een afdakje aan de zijkant van de woning. Er was wel een hond zeiden ze, die was groot, maar ook oud. Er was in de tuin een bewegingscensor zeiden ze, dat er een alarm op de slaapkamer af zou gaan als er iemand in de tuin zou lopen. Maar die ging ook al af als er een kat door de tuin heen liep. Althans dit alles is wat [C] en [M] vertelden tegen elkaar in de auto. Ook vertelden ze nog dat het geen zin had met het raam en dat het makkelijker was om gewoon aan te bellen en dan via die manier naar binnen te gaan. (..) Hij belde met de huistelefoon van [R] naar mijn mobiele telefoon toe. (..) Hij vroeg wanneer. De dinsdag of de woensdag. Ik zei dat het de woensdag moest worden. (..)
[C] kwam ‘s middags langs. (..) Ik heb met hem gesproken en heb afgesproken om acht uur bij mij thuis, samen met [M]. (..) Ze kwamen tussen 8 en half 9 bij mij thuis. Ze kwamen met de scooter van [C]. We hebben wat gedronken bij mij thuis. Ik heb niks gedronken, maar zij hadden een fles whisky bij zich waar nog een centimeter of 3 of 4 inzat, in een 0,7 literfles. Rond half 10 zijn we vertrokken. (..) Via de weg waar ik tijdens de voorverkenning had geparkeerd reden we in Vaassen. Ik wilde op dezelfde plek parkeren, maar ze zeiden, nee, nee, rij maar door. Ik ben toen doorgereden richting en voorbij de Laan van Fasna. Bij een soort tuincentrum ben ik gekeerd en reed weer terug over dezelfde weg. Ik heb geparkeerd op de tweede of de derde parkeerplek die daar aan de weg staat. Dit was ongeveer dezelfde parkeerplaats als tijdens de voorverkenning. Dit was om 10 uur ‘s avonds. Ik heb daar heel lang gestaan. (..) Ik ben rond kwart voor elf weggereden. Gelijk het eerste zijstraatje rechts en toen de eerste links richting de sigarenboer. En ik rij die straat in en zie allemaal politie. Ik wist niet wat er allemaal gebeurde. Ik wilde alleen maar weg hier. Ik reed door en reed langs de sigarenboer weg over de Apeldoornseweg. (..) Ik bleef gewoon doorrijden, totdat ik een bordje Deventer zag. Ik ben via Teuge, Twello, over de IJsselbrug, via het centrum en politiebureau naar huis gereden. V: En toen? A: Ik werd gebeld toen ik vlak bij het politiebureau was. Dit was [R]. Ze vertelde dat [C] was opgepakt voor openbare dronkenschap. En hij zat nu in een politieauto terug naar Vaassen. Hij zou daar afgezet worden bij de bushalte in Vaassen en ik wist waar het was. (..) Hij was niet bij de bushalte, maar was vlak bij de plek waar ik de auto had geparkeerd eerder op de avond. Hij kwam in de auto en hij vroeg of ik [M] had gezien. (..)
[C] wilde weten waar [M] was. Hij wilde dat ik ging parkeren. Hij zei dat hij wist dat [M] de bosjes in was gedoken. Ze waren vanaf de sigarenboer over de Laan van Fasna gelopen en toen de [adres 2] ingegaan. Ze zagen politie aankomen. [M] is de bosjes ingedoken en [C] deed alsof hij dronken was en ging midden op straat lopen. Ik ben hier niet bij geweest. Dit heb ik van [C] gehoord toen hij weer bij mij in de auto zat. (..) Maar hij was zeker niet dronken. (..) We zijn hierop naar huis gereden. [R] heeft nog naar mijn telefoon gebeld en [C] heeft met mijn telefoon met haar gesproken. Hij had het over een afterparty. Dit is sluiertaal. (..)
[C] vertelde aan mij hoe het gegaan was. Hij vertelde dat ze erheen waren gelopen, en hebben aangebeld bij de sigarenwinkel. Er werd niet op gereageerd. Ze zijn weggelopen en zijn ze het nog een keer geprobeerd. Ze hebben nog een keer aangebeld. Toen reageerde er een van de buren geloof ik. (..) Daarna zijn ze naar de overkant gelopen en zijn ze tegen een hek aan gaan staan en deed alsof hij dronken was. Een buurman heeft hem toen in zijn gezicht geschenen met een lamp en vroeg wat hij daar deed. [C] zei dat hij de bus naar Apeldoorn moest hebben. De man zei tegen hem dat hij aan de andere kant moest zijn, de bus komt er net aan. Hij is daarnaartoe gelopen. En in de bus gestapt en vroeg of hij kon pinnen. De buschauffeur zei nee en hij is toen de bus weer uitgestapt en richting de plek gelopen waar ik zou wachten. Maar daar stond ik dus niet meer. Daarna is de politie aan komen rijden en is hij opgepakt. Dit heeft [C] allemaal verteld toen hij bij mij in de auto zat. (..) V: en toen heb je hem thuis afgezet en jij gaat naar huis? A: Ja daar zag ik [M] in een deken gewikkeld voor mijn huis. V: Wat is er met hem besproken? A: Ik vroeg waar hij was geweest. Hij legde uit, dat hij in de bosjes was gesprongen en op een gegeven moment hoorde hij dat [C] was opgepakt. Hij vertelde het zelfde verhaal als wat [C] had verteld. (..) V: Hoeveel geld zou je hiervoor krijgen? A: Volgens hem lag daar een paar duizend euro. V; Wat was de afspraak? A: Aan de hand van hoeveel het was, zouden we kijken wat ik kreeg. Ik zou een deel krijgen. Zij zouden het grootste deel krijgen en ik wat minder dan hun. V: Hoe was de verdeling dan? A: Stel dat er 500 euro zou zijn, zouden zij ieder 200 euro krijgen en ik 100 euro. Zoiets zou dat zijn. V: Oke dus jij zou dan 1/5 deel krijgen en zij ieder 2/5 deel. A: Ja, zo zou dat zijn dan. (..)
“Ik weet dat ik hier ben voor een verhoor vanwege een incident dat zich heeft afgespeeld op woendag 2 april 2014, omstreeks 22:30 uur. Ik woon aan de
[adres 3] te Vaassen. Ik woon daar samen met mijn man, [naam 1]. (..) Direct tegenover mijn woning is de Tabakswinkel van [X] gelegen. (..) Ik schat dat de afstand tussen de voorzijde van mijn woning en de tabakswinkel ongeveer 100 meter is. (..) Op die dag, omstreeks 22:30 uur ging ik met onze hond wandelen. Ik doe het hekje van het slot en ik kijk vooruit richting van [X]. Ik zag 2 mannen op de oprit voor de garage van van [X] lopen. (..) De 2 mannen stonden in het licht van de lamp die onder de carport zit. Door de lichtgesteldheid en de afstand van ongeveer 100 meter was het wel lastig om de mannen te zien. Ik kan de mannen als volgt omschrijven: Man 1: — man droeg een lichtkleurige jas. — kwam lomp op mij over. — Man liep iets voorover — Zijn loopje kwam slungelig op mij over — Ik schat de deze man ongeveer 180 cm is. Net zo lang als ik. — Huidskleur kan ik niets over verklaren — Ik kon zijn gezicht door de afstand niet zien — Verder over schoenen en broek kan ik niets zeggen — Ook leeftijd of iets dergelijks kan ik niets over zeggen — Ik weet niet of hij een muts of iets dergelijks op had. Man 2: — deze man droeg donkere kleding
- Getinte huidskleur. — Ik ben geen expert, maar ik zou zeggen noord—afrikaans. Geen indonesische huidskleur of iets dergelijks. — Ik schat deze jongeman rond de 25 jaar oud. — Ik vond het een mooie jongen om te zien, met een verzorgd uiterlijk. — Kwam sportief op mij over — Actieve houding, liep vlotter — Kwam zelfs beetje bijdehand over. Hij liep echt zelfverzekerd rond, alsof hij helemaal op zijn gemak was. — Hij was iets kleiner dan man 1. Ik schat hem 170 cm lang — Slank postuur. — Droeg een zwarte losse muts. Geen capuchon over zijn hoofd. (..) Ik ben direct omgedraaid en weer naar binnen gelopen. (..) Ik zag dat man 1 richting de achterdeur van de woning van van [slachtoffer 3] liep. Ik zag dat hij daarna terugliep, naar het keukenraam liep en naar binnen keek. Ik zag dat hij alleen met zijn gezicht naar het raam stond, hij heeft hierbij zijn handen niet gebruikt. Het keukenraam zit aan de zijde van de garage. Ik zag dat man 2 een beetje heen en weer liep over de oprit. (..) Ik heb direct mijn man, [naam 1] geroepen. [naam 1] heeft zijn jas aan gedaan en is direct mee naar buiten gekomen. Ik schat dat we hooguit een minuut weer buiten stonden. We zijn samen de voortuin ingelopen. Ik zag dat er weinig aan de posities van de mannen veranderd was. De mannen liepen weer een beetje rond alsof ze aan het zoeken waren. (..) Ik zag dat mijn man [naam 1] met zijn zaklamp in de richting van de mannen scheen. (..) Ik kwam weer bij [naam 1] en ik hoorde hem zeggen dat de mannen rustig aan richting de bushalte aan de Laan van Fasna zijn gelopen.
Woensdagavond, 2 april 2014, ben ik vroeg naar bed gegaan. Toen ik in mijn eerste slaap was, ongeveer tussen 22.30 en 22.45 uur, hoorde ik iemand vloeken of schreeuwen. (..) De volgende dag ontdekte mijn vrouw om ongeveer 15.30 uur een groot gat in de heg.
[X] sigaren magazijn, gelegen aan de [adres 2] te Vaassen. Op het moment dat wij in Vaassen over de Laan van Fasna reden en de kruising met de
[adres 2] passeerden zagen wij dat een manspersoon vanuit de richting van de Laan van Fasna de [adres 2] weg in liep, in de richting van het centrum van Vaassen. Wij, verbalisanten van der Heijden en Van den Bosch zagen dat deze man aan de linkerzijde van de [adres 2] liep en schuin de weg overstak om aan de rechterzijde van de weg te gaan lopen. Wij zagen dat deze man gekleed was in een spijkerbroek en een trui of vest voorzien van een capuchon aan de achterzijde. Wij zagen dat de man sportschoenen droeg. (..) Wij hoorden hen zeggen dat zij twee personen bij het pand hadden gezien. Zij konden niet goed zeggen of de mannen donker getint waren of dat zij bivakmutsen op hadden gehad. Wij hoorden hen zeggen dat zij gekleed waren in een donkere capuchontrui. De tweede persoon was gekleed in een olijfgroene trui en zou sportschoenen dragen. Wij hoorden hen zeggen dat de mannen waren weg gelopen in die richting, en zagen dat zij hierbij met hun hand wezen in de richting van de Laan van Fasna. (..) Op dat moment besloten wij, verbalisanten Van der Heijden en Van den Bosch om direct terug te rijden naar de [adres 2] met de bedoeling om de persoon die wij even daarvoor hadden zien lopen, te controleren. Hiertussen zaten ongeveer
3 a 4 minuten. (..) Wij zagen dat hij gekleed was in een donkerblauwe spijkerbroek met hierboven een donkerblauwe/ groene trui of vest voorzien van een capuchon. Wij zagen dat de capuchon was voorzien een licht gekleurde, één centimeter brede veter, die aan de voorzijde ongeveer 20 tot 25 centimeter lang was. De man droeg licht gekleurde gymschoenen. Wij zagen dat de man onvast ter been liep en verkeerde in een kennelijke staat van dronkenschap. (..) Aangekomen op het politiebureau overhandigde de man een op zijn naam staand geldig Nederlands paspoort met paspoortnummer [nummer], welke was afgegeven op 23 oktober 2012 door de Burgemeester van Apeldoorn. Het paspoort is geldig tot 23 oktober 2017 en staat op naam van: Achternaam : [C]; Voornaam: [C]; Geboortedatum en plaats: [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 2] (Joegoslavië).
[K] vertelde mij toen dat ze ook niet in Hengelo waren geweest maar in Vaassen.