ECLI:NL:RBOVE:2015:2438 Rechtbank Overijssel , 21-05-2015 / 08.952220-14 en 08.770124-14
Samenvatting
De rechtbank Overijssel heeft op 21 mei 2015 vonnis gewezen in de strafzaak tegen verdachte [verdachte]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor het medeplegen van een gewapende overval op twee bejaarde broers in Wijhe, het medeplegen van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, het medeplegen van een poging tot diefstal in Vaassen en het mishandelen van zijn levensgezel en het bezit van een verboden wapen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de overval heeft gepleegd, waarbij de slachtoffers ernstig letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte heeft geprobeerd om een diefstal te plegen in Vaassen en dat hij zijn levensgezel heeft mishandeld.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, omdat de feiten zeer ernstig zijn en de verdachte een gevaar vormt voor de samenleving. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoon van de verdachte en zijn strafblad.
De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard, omdat zij inmiddels zijn overleden en niet duidelijk is of de vorderingen tot de nalatenschap behoren.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
Overval met geweld op bejaarde broers.
Uitspraak
** Rechtbank Overijssel** Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952220-14 en 08.770124-14 (ttz gev) Datum vonnis: 21 mei 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
geboren [1987] te [plaats 1] ([land]), nu verblijvende in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 21 Zutphen.
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 juni 2014, 16 september 2014, 11 november 2014, 20 januari 2015, 21 april 2015, 8 en 19 mei 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.drs. M.A.P.J.J. Lousbergen van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, ter zake dat
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft, onder overlegging van zijn op schrift gestelde requisitoir, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder parketnummer 08.952220-14 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde alsmede het onder parketnummer 08.770124-14 onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk te verklaren nu benadeelde partijen recent zijn overleden en niet duidelijk is of de vorderingen tot de nalatenschap behoren.
Primair heeft de raadsman van verdachte bewijsuitsluiting conform artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepleit voor alle tenlastegelegde feiten en verdachte ten gevolge van die bewijsuitsluiting van die feiten vrij te spreken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat ten tijde van het inzetten van bijzondere opsporingsbevoegdheden (stelselmatig observeren en tappen) geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. De rechter-commissaris had daarom in redelijkheid niet kunnen komen tot het afgeven van een machtiging conform artikel 126m Sv. Er is dus sprake geweest van onrechtmatige bewijsvergaring. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat ten tijde van de aanhouding van verdachte geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld waardoor de aanhouding onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat, nu de aanhouding onrechtmatig heeft plaatsgevonden, de uit de aanhouding voortvloeiende doorzoeking in de woning van verdachte ook onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Tevens dient al het overige bewijs dat is voortgevloeid uit voorgaande handelingen, van het bewijs te worden uitgesloten.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van alle onder parketnummer 08.952220-14 tenlastegelegde feiten omdat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De onder parketnummer 08.770124-14 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten kunnen bewezen worden verklaard.
5 De beoordeling
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal eerst de door de verdediging aangevoerde rechtmatigheidsverweren bespreken.
Door de verdediging is onder meer aangevoerd dat de tapgesprekken waaraan verdachte heeft deelgenomen onrechtmatig zijn verkregen.
De rechtbank stelt voorop dat het in het eerste instantie aan de officier van justitie is om te bepalen of sprake is van een verdenking als bedoeld in artikel 126m, eerste lid, Sv en of het onderzoek dringend vordert dat gegevensverkeer wordt opgenomen, rekening houdend met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechter-commissaris moet vervolgens de vraag beantwoorden of een machtiging kan worden verstrekt en toetsen of aan genoemde voorwaarden is voldaan.
In de aanvraag bevel onderzoek van telecommunicatie d.d. 24 maart 2014 en de onderliggende processen-verbaal van bevindingen, staat onder meer vermeld dat een van de slachtoffers van de overval het signalement heeft gegeven van twee mannen, een blanke man en een man met een zwarte huidskleur. De blanke man was 25 à 30 jaar, had een normaal postuur en een lengte van ongeveer 1.75 meter. De man met de zwarte huidskleur had een fors gespierd uiterlijk, zwart krullend haar, een lengte van 1.70 a 1.75 meter. Beiden droegen donkere kleding.
Uit het tot dan toe uitgevoerde onderzoek bleek dat op 11 maart 2014 om 11.13 uur bij de Albert Heijn te Wijhe twee mannen in de winkel zijn geweest, die voldeden aan het signalement. Eén van deze mannen is geïdentificeerd als verdachte. Verdachte heeft een relatie met [slachtoffer 4]. Uit verklaringen van getuigen concludeert de politie dat verdachte op 6 maart 2014 samen met zijn vriendin en een onbekende man met een zwarte huidskleur en zwarte rastaharen op het Havenpad in Wijhe liep. Zij kwamen uit de richting van het voetpad dat naast de overvallen woning ligt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris op grond van het vorenstaande in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot het afgeven van de machtiging kunnen komen.
Door de verdediging is daarnaast aangevoerd dat het bevel tot observatie van verdachte ten onrechte is afgegeven, omdat ten aanzien van verdachte op dat moment geen redelijk vermoeden van schuld bestond.
Op grond van artikel 126g Sv kan de officier van justitie bij verdenking van een misdrijf in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig een persoon volgt of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarneemt. Het bevel hoeft zich niet noodzakelijkerwijs te richten op een persoon tegen wie een verdenking als verdachte bestaat. Uit het gegeven bevel volgt dat verdachte is geobserveerd ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van de man met de zwarte huidskleur, die eerder in gezelschap van verdachte is gezien. Los van het feit dat verdachte op het moment van het gegeven bevel (ook) als verdachte was aangemerkt, kon het bedoelde bevel worden gegeven.
De verdediging heeft verder bepleit dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Daarover overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is op 4 april 2014 aangehouden op verdenking van een poging inbraak te Vaassen. Uit de door de politie beluisterde telefoongesprekken, die verdachte op 2 april 2014 heeft gevoerd, werd duidelijk dat verdachte tussen 19.32 en 21.17 uur medeverdachte [M] heeft ontmoet. Op 2 april 2014 om 22.34 uur wordt een verdachte situatie gemeld bij [X], [adres 2] te Vaassen, omdat er twee mannen zich daar verdacht ophielden. Verdachte is om 22.55 uur door de politie te Vaassen aangehouden op basis van openbare dronkenschap. Verdachte voldeed aan het signalement van één van de mannen die getuigen bij de woning aan de [adres 2] te Vaassen hebben gezien. Nadat de politie verdachte weer heeft afgezet, belt verdachte om 22.38 uur met zijn vriendin en vertelt hij dat hij deed alsof hij dronken was maar dat hij dat helemaal niet was. Verdachte vraagt zijn vriendin om (medeverdachte) [K] te bellen om hem op te halen. Uit de afgeluisterde gesprekken volgt dat verdachte over een feestje bij de kruising praat. Omdat uit niets is gebleken dat er op dat moment ook daadwerkelijk een feestje was, acht de politie het aannemelijk dat het woord “feestje” sluiertaal voor een overval betreft. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden een voldoende verdenking opleveren in de zin van artikel 27 Sv.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat de doorzoeking in de woning van (de vriendin van) verdachte onrechtmatig was, overweegt de rechtbank dat uit de stukken volgt dat de rechter-commissaris machtiging heeft verleend tot doorzoeking ter inbeslagneming in die woning. Naar het oordeel van de rechtbank is van enig vormverzuim op dit punt geen sprake.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt om die reden het verweer van de raadsman dat de onderzoeksresultaten uit dat onderzoek wegens een onherstelbaar vormverzuim moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Op dinsdag 11 maart 2014 te 22.03 uur ontvangt de politiemeldkamer een melding van een oudere man, die aangeeft in zijn woning aan de [adres 1] te Wijhe te zijn overvallen. Op dat adres blijken twee mannen, broers, te wonen. De broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zijn respectievelijk 82 en 85 jaar oud.
Naar aanleiding van deze overval wordt een grootschalig onderzoek uitgevoerd waarbij diverse sporen (forensisch onderzoek) en tips zijn onderzocht.
Verdachte is op 4 april 2014 op verdenking van een poging overval in Vaassen, gepleegd op 2 april 2014 aangehouden. De scooter waar verdachte bij zijn aanhouding op reed is na inbeslagneming onderzocht. Onderzoek aan de handschoenen, die in de buddyseat van de scooter zijn aangetroffen wijst uit dat op de linkerhandschoen bloedsporen te vinden zijn. Nader onderzoek wijst uit dat het bloed aan de buitenzijde van de manchet van de linkerhandschoen afkomstig is van [slachtoffer 2]. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van [slachtoffer 2] matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel dat aan de binnenzijde van diezelfde linkerhandschoen wordt gevonden behoort toe aan verdachte. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van verdachte matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op één miljard. Daarnaast is het NFI tot de conclusie gekomen dat de bloedsporen op de handschoen, contactsporen zijn.
[K], medeverdachte in de “Vaassen”zaak, heeft verklaard dat hij via de vriendin van verdachte, [slachtoffer 4], in het bezit is gekomen van een aantal tassen van verdachte. In deze tassen zat een paar schoenen van het merk Prada, een paar Fallen-schoenen en een bloedsuikermeter.
De Prada-schoenen zijn door het NFI onderzocht. In de bemonsteringen van de binnenranden van zowel de rechter- als de linkerschoen en de uiteindes veter en lip van zowel de rechter- als de linkerschoen is celmateriaal gevonden waarvan het NFI heeft geconcludeerd dat dit van verdachte afkomstig kan zijn.
Ook de schoenen van het merk Fallen zijn door het NFI onderzocht. In het bloed dat op de rechterschoen is aangetroffen, buitenkant schoen aan de rechterzijkant ongeveer 3 mm boven de zool, wordt het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 1] aangetroffen. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van [slachtoffer 2] matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op één miljard. In het bloed op de linkerschoen, buitenkant schoen aan de rechterzijkant ter hoogte van de hiel, wordt het DNA-profiel van [slachtoffer 2] aangetroffen. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van [slachtoffer 2] matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op één miljard. Daarnaast is op dezelfde linkerschoen aan de linkerzijkant ter hoogte van de zool eveneens bloed met een onvolledig DNA-profiel van [slachtoffer 2] aangetroffen. De matchkans heeft het NFI ook kleiner berekend dan 1 op 1 miljard. In de bemonstering uiteindes veter en lip rechterschoen “Fallen” is een DNA mengprofiel van tenminste drie personen aangetroffen, te weten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en minimaal één andere persoon. In de bemonstering uiteindes veter en lip linkerschoen “Fallen” wordt een DNA-mengprofiel gevonden van minimaal vier personen waarvan het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal drie onbekende personen.
De bloedsuikermeter is aan [slachtoffer 2] getoond. [slachtoffer 2] heeft hierover verklaard dat dit zijn bloedsuikermeter betreft omdat het handgeschreven briefje dat bij de bloedsuikermeter was gevoegd, zijn handschrift is.
Uit de resultaten van het NFI-onderzoek, waarbij zowel sporen van verdachte als bloedsporen van de slachtoffers zijn gevonden op de linkerhandschoen en de Fallen-schoenen, leidt de rechtbank allereerst af dat de bloedsporen van de slachtoffers bij gelegenheid van de overval op de handschoen en schoenen moeten zijn terechtgekomen. Gelet op de verdere hierboven genoemde resultaten van het forensisch onderzoek, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de donor van het celmateriaal is geweest in diverse bemonsteringen op sporendragers, die ten tijde van het de overval zijn gedragen. Daarbij kent de rechtbank gewicht toe aan de het gegeven dat het niet gaat om één maar meerdere en verschillende soorten sporendragers, schoenen en een handschoen.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet, is de vraag of deze resultaten van voldoende gewicht zijn dat ze tot een veroordeling van verdachte kunnen leiden. De rechtbank is van oordeel dat deze resultaten in onderling verband en samenhang bezien, elkaar versterken en passen bij het scenario dat verdachte de overval heeft gepleegd. Ook worden de bevindingen voldoende ondersteund door ander wettig bewijs. De verklaring van [K], dat de bij de overval weggenomen bloedsuikermeter door hem is aangetroffen in een van verdachte afkomstige tas, draagt bij aan het wettige bewijs dat het verdachte is geweest, die de overval heeft gepleegd.
De verklaring van [K] is aldus voor de bewezenverklaring van belang. De verdediging heeft ten aanzien van die verklaring het standpunt ingenomen dat deze op onderdelen aantoonbaar onjuist is. De rechtbank heeft echter geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [K] aangaande de herkomst van de tassen te twijfelen. De verklaring van [K] aangaande de herkomst van de tassen wordt ondersteund door getuige [B] terwijl het scenario dat niet verdachte, maar [K] de overval heeft gepleegd niet gestaafd wordt enig wettig bewijsmiddel, zodat de rechtbank aan dat scenario voorbij gaat. De rechtbank acht de ter zitting afgelegde verklaring van verdachte, waarin hij voor het eerst een niet nader onderbouwd scenario dat [K] het bloed van een van de slachtoffers op zijn, verdachtes, handschoenen heeft aangebracht, naar voren brengt, ongeloofwaardig.
De rechtbank komt, gezien voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien tot de conclusie dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte samen met een ander, beide broers in hun woning heeft overvallen en daarbij veel geweld heeft gebruikt. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met geweld heeft gepleegd.
Uit de aangiften van de slachtoffers van de overval, volgt dat beide broers zijn vastgebonden, geschopt en geslagen. Uit de letselrapportages blijkt dat beide broers daarbij (ernstig) letsel hebben opgelopen. Uit de letselrapportage betreffende [slachtoffer 1] valt op te maken dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen in die zin dat hij een wond heeft boven zijn linkeroog en een grote bloeduitstorting in het onder- en bovenooglid van het linkeroog. Het oog zit geheel dicht. Verder heeft hij uitgebreide kneuzingen en onderhuidse bloedingen over het gehele gelaat op boven- en onderkaak. Aan beide oren zijn uitgebreide bloedingen in de gehele oorschelp. Op zijn rug is een bloeduitstorting op de linkerschouderblad zichtbaar van 4 bij 6 cm. Verder is er sprake van inwendig bloedverlies in het brein en de holtes van het hoofd alsook waarneembare breuken in het gelaat en is hij verward. Een volledig herstel kon op dat moment niet worden bevestigd. Het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel merkt de rechtbank aan als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Sr.
Uit de letselrapportage van [slachtoffer 2] valt op te maken dat het slachtoffer op zijn hoofd schaafplekken en bloeduitstortingen heeft. Ook beide handen en de rechter pols vertonen meerdere bloeduitstortingen waarbij bij sommige de huid is opengescheurd. Volledig herstel wordt verwacht binnen enkele weken.
Dat verdachte en zijn mededader (voorwaardelijk) opzet hadden op het toebrengen van zwaar letsel leidt de rechtbank af uit de verklaringen van de slachtoffers. Uit de door hen geschetste omstandigheden volgt dat beide overvallers grof geweld hebben gebruikt tegen beide slachtoffers op vitale delen van het lichaam. Hun rollen lijken inwisselbaar te zijn geweest, waarbij zowel verdachte als zijn mededader een volwaardige substantiële rol hebben gespeeld in de mishandelingen van beide broers. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen voor het medeplegen van het toebrengen van zwaar letsel aan [slachtoffer 1] en het medeplegen van de poging tot het toebrengen van zwaar letsel aan [slachtoffer 2].
Wat betreft de onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde voorbedachte raad is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank acht het overige onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Op 4 april 2014 heeft [slachtoffer 3] te Vaassen aan de [adres 2] (tabakswinkel) aangifte gedaan van een poging diefstal met geweld. Aangeefster heeft verklaard dat op 2 april 2014 omstreeks 22.20 uur lang en indringend aan de achterdeur werd gebeld. Het bellen ging met tussenpozen. Toen ook de sensor aanging welke linksachter naast het huis is gemonteerd, vertrouwde ze het niet. Toen zij uit het raam keek ontwaarde zij haar buren, die vertelde dat er twee personen met een capuchon op rond haar huis hadden gelopen.
Medeverdachte [K] heeft bij de politie verklaard dat hij, samen met verdachte en medeverdachte [M] in de avond op 2 april 2014, in zijn auto naar Vaassen is gereden met als doel bij een tabakszaak c.q. woning in te breken. Op 25 maart 2014 heeft een voorverkenning plaatsgevonden om te bezien hoe men de woning/winkel het makkelijkst kon benaderen voor een inbraak. Verdachte [K] zou 1/5 deel van de buit krijgen voor zijn aandeel. Verdachte en [M] hebben tijdens die voorverkenning met elkaar afgesproken dat het raam geen optie zou zijn. Er zou gewoon worden aangebeld.
[K] heeft verder verklaard dat hij, op aangeven van verdachte, de avond van 2 april 2014 rond 22.00 uur de auto heeft geparkeerd op een parkeerplaats aan de Oude Apeldoornseweg te Vaassen. Hierna zijn verdachte en [M] uitgestapt. [K] zou twee uur wachten. Als verdachte en [M] dan nog niet terug waren zou hij naar huis rijden. Zo rond 22.45 uur is medeverdachte [K] zonder de verdachte en medeverdachte [M] weggereden. Hij reed langs de tabakszaak/winkel en zag dat daar de politie aanwezig was. [K] is toen doorgereden richting huis. Toen hij bijna thuis was, is hij door de vriendin van verdachte gebeld met het verzoek verdachte op te halen in Vaassen. Verdachte was door de politie aangehouden wegens openbare dronkenschap. Medeverdachte [K] is toen teruggereden en heeft verdachte opgehaald. Tijdens die rit heeft verdachte verteld hoe het een en ander was verlopen. Verdachte en [M] zouden om de betreffende winkel/woning zijn heengelopen en meerdere keren hebben aangebeld. Er werd echter niet gereageerd. Daarna hebben zij nogmaals aangebeld. Niet veel later werd er gereageerd door een van de buren en zijn verdachte en [M] weggegaan.
[K] heeft verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij daarbij door een van de buren met een zaklantaarn in zijn gezicht zou zijn geschenen. Vanaf de sigarenboer zijn zij over de Laan van Fasna gelopen en toen de Oude Apeldoornseweg ingegaan. Zij zagen toen politie aankomen. [M] is toen de bosjes ingedoken en verdachte deed alsof hij dronken was en ging midden op straat lopen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [K], inhoudende dat het de bedoeling was om een inbraak te gaan plegen, voldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. De verklaringen sluiten aan op die van de getuigen [A] en [S] die verklaard hebben - kort gezegd - dat er rond 22.30 uur 2 mensen met capuchons bij de tabakszaak rondhingen en naar binnen keken, en van aangeefster, zodat de rechtbank concludeert dat de opzet erop was gericht om een diefstal te plegen in de tabakswinkel/woning.
Op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan niet worden geconcludeerd dat bij of ten behoeve van de voorgenomen diefstal geweld zou worden gebruikt, dan wel gedreigd zou worden met geweld. Bij verdachten zijn geen wapens en/of andere dreigmiddelen aangetroffen en ook de getuigen verklaren daar niet over. Ook valt niet op te maken dat tussen verdachten vooraf is gesproken over het eventueel toepassen van geweld. Het rondhangen bij de woning, het aanbellen en door het raam kijken acht de rechtbank onvoldoende voor de aanname dat bij de diefstal geweld zou worden gebruikt of dat daarmee zou worden gedreigd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Voor een strafbare poging is vereist dat het voorgenomen misdrijf zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering van dat misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt een gedraging als een begin van uitvoering als zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm geacht moet worden te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vastgestelde gedragingen, te weten: het laat op de avond rondhangen bij een winkelpand/woning, met capuchons op door de ramen kijken en langdurig meerdere malen aanbellen, naar haar uiterlijke verschijningsvorm geacht moet worden te zijn gericht op de voltooiing van de diefstal. De rechtbank acht dus een strafbare poging diefstal bewezen.
Uit de door de getuigen en [K] geschetste omstandigheden volgt dat verdachte en medeverdachte [M] beiden naar de betreffende woning zijn gelopen. Hun rollen lijken inwisselbaar te zijn geweest; zowel verdachte als zijn mededader hebben een volwaardige rol gespeeld in het begin van de uitvoering van de diefstal. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen voor het medeplegen van poging diefstal.
De rechtbank overweegt dat verdachte met betrekking tot de mishandeling van zijn levensgezel en het verboden wapenbezit een bekennende verklaring heeft afgelegd. Nu sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv zal de rechtbank daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, in de bijlage, die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.2 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08.952220-14 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde alsmede het onder parketnummer 08.770124-14 onder 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
2 primair
3 primair
4
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08.952220-14 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde alsmede het onder parketnummer 08.770124-14 onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47, 55, 91, 300, 302, 304, 310 en 312 Sr en de artikelen 13, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat de geweldshandelingen zoals onder 1 primair, 2 primair en 3 primair zijn tenlastegelegd, vallen onder meer dan één strafbepaling. De rechtbank zal daarom slechts één van die bepalingen toepassen, namelijk die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld, te weten artikel 312 Sr.
Het onder parketnummer 08.952220-14 1 primair, 2, primair en 3 primair bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door geweld, bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf:
**medeplegen van zware mishandeling **
Het misdrijf:
**medeplegen van een poging tot zware mishandeling **
Het misdrijf:
poging tot diefstal, terwijl dit feit door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd
Het onder parketnummer 08.770124-14 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
het misdrijf:
**handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie **
7 De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8 De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, met name de brute en zeer gewelddadige overval op de bejaarde broers in Wijhe, is de rechtbank van oordeel dat deze feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf als uitgangspunt genomen dat voor een overval in een woning, waarbij meer dan licht geweld is gebruikt, conform de oriëntatiepunten van de het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar wordt opgelegd.
In dit geval heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf ook in aanmerking genomen dat de overval op brutale wijze is gepleegd, dat de overval in vereniging is gepleegd, dat het om kwetsbare slachtoffers gaat en dat de gevolgen voor de slachtoffers aanzienlijk zijn geweest. De overval ging immers gepaard met veel geweld, bedreiging en intimidatie. De slachtoffers zijn daarbij geschopt en geslagen en vervolgens vastgebonden. Daarbij hebben zij ernstig letsel opgelopen. Tegen één van de slachtoffers is dermate grof geweld gebruikt, dat hij tijdelijk buiten bewustzijn is geraakt. Verdachte heeft samen met zijn mededader op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, alsmede op hun gevoel van veiligheid. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting bij het voegingsformulier benadeelde partij is één van de slachtoffers erg verward geweest na de overval. Hij heeft een aantal weken in een verzorgingshuis moeten revalideren. Beiden slachtoffers waren boos en angstig en hebben een tijd niet naar buiten durven gaan. Hun zelfredzaamheid is ten gevolge van het letsel verminderd. De wetenschap dat de inmiddels door een noodlottige oorzaak overleden broers, de gevolgen van de overval nooit te boven zijn gekomen, is wrang te noemen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door geldelijk gewin zonder maar een moment stil te staan bij de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Een dergelijk feit draagt bij aan een geschokte rechtsorde en aan het ontstaan en in standhouden van gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft verdachte samen met anderen te Vaassen geprobeerd een diefstal in een woning c.q. de ondergelegen tabakszaak te plegen en heeft hij zijn vriendin mishandeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden.
9 De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], wonende te Wijhe aan de [adres 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 7.545,69 (zevenduizend en vijfhonderd en vijfenveertig euro en 69 cent ), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade: € 4.545,60;
- immateriële schade: € 3.000,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[slachtoffer 1], wonende te Wijhe aan de [adres 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 10.679,59 (tienduizend en zeshonderd en negenenzeventig euro en 59 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade: € 2.179,59;
- immateriële schade: € 8.500,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk nu zij inmiddels (niet als gevolg van het strafbare feit) zijn overleden.
10 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 en 27 Sr.
11 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08.952220-14 1 primair, 2, primair, 3 primair en 4 en het onder parketnummer 08.770124-14 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08.952220-14 1 primair, 2, primair, 3 primair en 4 en het onder parketnummer 08.770124-14 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf:
**medeplegen van zware mishandeling **
Het misdrijf:
**medeplegen van een poging tot zware mishandeling **
Het misdrijf:
poging tot diefstal, terwijl dit feit door twee of meer verenigde personen wordt gepleegd
Het onder parketnummer 08.770124-14 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
het misdrijf:
**handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie **
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.952220-14 1 primair, 2, primair, 3 primair en 4 en het onder parketnummer 08.770124-14 1 en 2 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de benadeelde partijen: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], wonende te Wijhe, aan de [adres 1] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, en dat – voorzover van toepassing – de nabestaanden van de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2015. De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 04TGO14004. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
(..) A:Ja ik zat in huis. Te kijken bij de televisie. Mijn andere broer die zat boven ook bij de televisie. (..) Er werd toen gebeld boven, boven aan de [straat], wel drie keer. Daar moet ik bij zeggen dat een zoon van mijn schoonzuster een ongeluk heeft gehad in Diepenveen. Die heeft die jongen de hele schedel eraf gejaagd. Ik dacht toen laat ik maar even los doen want die jongen die kan wel overleden zijn. (..) V:Er werd dus drie keer gebeld aan de voorkant. Welke deur heeft u open gedaan dan? A:De deur aan de voorkant is verzakt. Mijn broer zat boven bij de tv te kijken. Ik was beneden en ik zat op de (stilte) , televisie te kijken en toen hoorde ik de bel. Mijn broer is een beetje doof. (..) V:Maar welke deur heeft u open gedaan dan na het bellen. A:Die ene deur. V:Welke deur aan de voorkant of aan de zijkant. A:Die aan de zijkant (..) O:Dus u hoort drie keer bellen en u heeft de zijdeur van het slot afgedaan? A:Ja en toen ben ik naar beneden gegaan en toen heb ik die deur losgedaan. Nou het direct goedemorgen. V:Toen u de deur los deed wat zag u toen? A:Ja zo’n pistool V:Stond er iemand voor de deur? A:Ja twee. Die ene met dat pistool die stond voorop. Dat was volgens mij een zwarte. Ik dacht eerst ook nog dat is flauwe kul. Nou en die kom binnen en die sloeg mij toch met dat ding hier. 0: Opmerking: Aangever wijst op zijn hoofd. A: En daar lag ik Die andere kwam ook binnen, Ik dacht toen eerst ik moet mijn broer waarschuwen. Als ik maar iets op stond dan kreeg ik al weer een klap. (..) Maar in ieder geval dan zegt hij ik ga naar boven en je loopt niet weg want dan schiet ik je dood. Dat was een blanke, die tweede man. V:Hoe weet u dat het een blanke was? A:Van mijn broer. Die mij sloeg dat was een zwarte en had een pistool in zijn hand. Die andere die naar boven ging die had een groot mes. Die mijn broer ophaalde boven. Nou en eh ze moesten geld hebben. Die ene die met mijn broer vocht dat was een blanke. Ik heb dat zelf half om half gezien. V:Wie van de twee vroeg dat dat ze geld moesten hebben? A:Die zwarte vroeg dat. Ik zei nou je kunt wel geld krijgen maar ik heb niet wat. V:Wat zei die dan? A:Nou hij riep geld, geld, geld, en goud, goud, goud. Geld en goud. (..) V:Dus u deed de deur open en hij sloeg u direct met het pistool op uw hoofd en toen viel u op de grond. A:Ik vloog ,ik vloog zo van de grond af, zo bom. Ja ik moest eerst goed wakker worden. En toen dacht ik, ik moet naar boven eerst mijn broer waarschuwen. En toen greep hij die andere. Hij zei ho broertje ho en toen gaf mij die ene die zwarte weer een klap en toen lag ik weer op de grond. Toen hebben ze mij helemaal gekneveld met van die plastic dingen. V:Heeft u dat nog meegekregen dat u gekneveld werd? Ja zeker, ik heb dat zelf meegekregen dat ik gekneveld werd. Ik hielp mijn broer en ik probeerde die andere aan te pakken maar dat was een judokerel of zo want die kon allemachtig hard slaan. Die sloeg je als het waren van de grond af, zo hard zo hard. V:Dus die zwarte die vroeg om geld? A:Ja geld geld, Ja schiet op schiet op. Ik zei ja maar dat heb ik niet zo voor het grijpen. En toen kwam die andere met mijn broer naar beneden en die kreeg ook al een klap. Dat maakte mij zo woest en ik vloog weer omhoog. Toen kwam die ene die mij als eersten geslagen had, die zwarten en die zei “ Ho maatje” en die gaf mij weer een klap. (..) V:Waar heeft hij je toen mee geslagen die keer wat u net zegt? A:Met datzelfde ding met dat eh V:Met dat pistool? A:Ja en hij zei als je nou niet rustig bent dan schiet ik je dood. En toen had hij dat ding zo voor mij. (..) En toen kwam hij met mijn broer in de war een beetje. En ik probeerde iedere keer maar los te komen, om mijn broer te helpen maar dan kreeg ik weer een klap. V:Op het hoofd iedere keer? A:Ja op het hoofd maar hier ook, ook de rug, overal waar hij mij maar raken kon en ik kon niet wegkomen. (..) ik wilde mijn broer wilde toen helpen. Want die kreeg ook op zijn donder daar. V:Van wie dan? A: Van die blanke. Want die had mijn broer naar beneden gehaald. Hij riep: ”Naar beneden, naar beneden”. En die moest een pasje afgeven, dat hij naar de bank kon gaan geld ophalen. V:Een bankpas? A:Ja, wilde hij hebben en dat is het laatste wat ik gehoord heb. V:Dat vroeg die blanke aan [slachtoffer 2]? A:Ja, dat is het laatste wat ik gehoord heb, want ik kreeg toen nog een klap, ik werd er duizelig van. En verder, verder kon ik ook niks doen. V:Toen was u niet meer bij? (..) Die blanke zei op een geven moment:” Kom we gaan weg”. V:Heb je dat van [slachtoffer 2] gehoord? A:Nee van die ene jongen daar. Die zei kom we gaan weg, weg gaan weg. Ik dacht toen van mooi. V:Maar [slachtoffer 1] nog even, hoe wisten ze dat u broer boven was dan? A:Ze vroegen aan mij met zijn hoevelen of wij in huis waren. Ik zei met zijn tweeën. Ja, dat klopt zeiden hij dat weten wij. En waar is die tweede dan vroegen ze. Ik dacht toen nog dat [slachtoffer 2] er boven niet uit kon. (..) V:Dus toen er door die twee werd gevraagd met hoeveel zijn jullie in de woning toen ging die blanke naar boven en kwam met [slachtoffer 2] naar beneden lopen? A:Ja dat klopt. Die zwarte die hield mij steeds onder bedwang. Die zwarte vroeg ook steeds geld geld geld en als ik dan weer ietsje los kwam dan maakte ik een wippert en dat werd hij zo kwaad. Dan zei hij :“dan schiet ik je dood”. Ik zei dat moet je doen jongen. En op een gegeven moment toen kwam mijn broer aan het vechten met die kerel en die deed het op een fatsoenlijke manier. (..) V:Waar ben jij allemaal geslagen? A:Ja overal, op mijn hoofd op mijn hele lichaam. Ze hebben al een hoop gerepareerd. En dan schopte hij mij weer en dan een trap in de buik. V:Wie deed dat allemaal? A:Die zwarten. Hij zei als je mij nog een keer aanraakt, dan ga je. Ik zei dat moet je doen jongen. V:Je had het over een pistool en over een mes hé? A:Dat had die blanke. Die had het mes. Ik weet niet in welke hand hij dit hield want dan moet ik gokken. Ik dacht die kan toch nooit die hand links hebben, dus rechts. V:Wat deed die blanke met dat mes? A:[slachtoffer 2] proberen te bedreigen. (..) Die jongen die blanke zei op een gegeven moment: ”STOP”. Hij heeft geen Jan of Piet gezegd alleen STOP WE GAAN WEG”. (..) V:Had jij ook geld in huis [slachtoffer 1]? A:Ja ik had wel 1000 euro in huis en dat ligt er nog. (..) Mijn gebit is ook kapot geslagen. [slachtoffer 2] zijn beide gehoorapparaten zijn ook kapotgeslagen. (..)
(..) V: En die heeft u geslagen. Heeft alleen die zwarte u geslagen of die blanke ook? A: Nee die zwarte alleen. Die had een pistool en die draaide hij om. Die hield hij vast aan de pijp en met de andere kant sloeg hij tegen mijn hoofd. V: Met de kolf tegen uw hoofd? A: Ja en dan flink erop. Dan kwam hij weer en gaf mij eerst weer zo’n klap en dan zei hij: “ En als je het nog een keer weer doet schiet ik je dood”. (..)
Wond boven het linker oog: scheurwond +1- 2 cm in wenkbrauw. Grote bloeduitstorting in het onder en boven ooglid van het linkeroog; het oog zit geheel dicht. Uitgebreide kneuzingen en onderhuidse bloedingen over het gehele gelaat op boven- en onderkaak. Aan beide oren zijn uitgebreide bloedingen in de gehele oorschelp.
Er is een bloeduitstorting op de linkerschouderblad zichtbaar van 4 bij 6 cm. In de bloeduitstorting lijkt een patroon zichtbaar. Tevens wordt een zeer kleine schaafverwonding in de bloeduitstorting gezien.
rechter been Op het rechter onderbeen direct onder de knie zijn twee kleine druk/schaafwondjes te zien, met een grootte van ca. 1 cm.
is er sprake van uitwendig letsel:
ja, namelijk wenkbrauw en oren. is er vermoeden van inwendig bloedverlies: ja, namelijk In het brein en de holtes van het hoofd. is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel: ja, namelijk, waarschijnlijk hersenschudding (bewustzijnsdaling), uitwendig waarneembaar breuken van het gelaat en breuk van de schouder. Is er sprake van psychische of bewustzijnsstoornissen: ja, namelijk Bewustzijnsverlies doorgemaakt. Dit trok later bij. Delier doorgemaakt ten gevolge van de infectie en het trauma.
Het beschreven letsel kan worden veroorzaakt door de inwerking van stomp uitwendig geweld op diverse delen van het lichaam. Slachtoffer heeft diverse complicaties doorgemaakt. Gezien het feit dat slachtoffer ten tijde van het incident 82 jaar was kan geconcludeerd worden dat het herstel geruime tijd zal duren. In hoeverre slachtoffer weer volledig zal herstellen is op het moment van opmaken van rapportage niet te beoordelen. Geadviseerd wordt om een halfjaar na het incident de stand van zaken te bevragen.
Onder het linker oor en onderkaak enkele schaafplekken. Boven het rechter oor schaafplekken en achter het oor een bloeduitstorting. Een bloedinkje in de oorschelp van het linker oor. Er is een kleine barst/scheurwond links op het behaarde hoofd, lengte 2 cm, met opgedroogd bloed op de wond.
Op de handrug van de beide handen en aan de rechter pols meerdere bloeduitstortingen met doorsnede van 1 cm, bij een enkele is de huid opengescheurd.
Op het linker onderbeen is een roodverkleuring van 4 bij 1,5 cm te zien, een bloeduitstorting. Beoordeling letsel: De waargenomen letsels in het gelaat, op het behaarde hoofd, op de handen en op het been kunnen worden veroorzaakt door het uitoefen van stomp uitwendig geweld, zoals slaan, stompen en forse frictie.
Na enkele weken zullen de letsels restloos genezen.
- B.01 .001 Paar zwarte prada schoenen, maat 8,5. Aangetroffen in de hal voor de AV meterkastdeur
- B.04.01 .00 Zwarte etui met daarin een bloedsuikermeter en doosjes met teststripjes. AV/F 1. Merk Freestyle, freedom lite. CDMM276-B1717. Papiertje met opschrift: S “Batterij vervangen 29-07-1 1”. Aangetroffen in de kast, rechts op de bovenste plank.
•
•
Ten behoeve van forensisch onderzoek werden op de locatie A en C als ook in het motorrijtuig, merk Renault Megane Scienic, kleur zwart, voorzien van het kenteken [xxxx], en in de scooter, voorzien van het kenteken [yyyy] een aantal handschoenen veiliggesteld door de tactische recherche en overgedragen aan de afdeling Forensische Opsporing. Het vermoeden was dat tijdens de overval in Wijhe handschoenen gedragen waren.
Locatie A [adres 4] te [plaats 3] (Verblijfplaats [verdachte], woning [slachtoffer 4]) Locatie C; [adres 5] te [plaats 4] (Woning zuster [verdachte])
(..) AAHC34O2NL Sporendrager Afkomstig uit buddyseat scooter
•
Uit het ontvangen rapport van het NFI, zaaknummer 2014.03.14.090 met het aanvraagnummer 013 bleek: dat de handschoenen AAHC34O2NL, AAHF9536NL, MHC34G5NL, MHC3466NL en AAHC3485NL zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op de linkerhandschoen AAHC34O2NL zijn bloedsporen aangetroffen. Op de overige handschoenen is geen bloed aangetroffen.
Aan een DNA onderzoek werd o.a. de bemonstering AAHC34O2NL#03 zijnde een bloedspoor op de buitenzijde van de duim van de linkerhandschoen en de bemonstering MHC34O2NL#04 zijnde een bemonstering van een bloedspoor op de buitenzijde van de manchet van de linkerhandschoen onderworpen; de bemonstering AAHC34O2NL#05 en #06 zijnde een bemonstering van de binnenzijde van de linker respectievelijk rechter handschoen.
In de bemonstering MHC34O2NL#03 werd een onvolledig DNA-profiel van een man aangetroffen. Het celmateriaal is vooralsnog ongeschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek. In de bemonstering MHC34O2NL#04 werd een onvolledig DNA-profiel van een man aangetroffen. Het celmateriaal kan afkomstig zijn van [slachtoffer 2]. De matchkans DNA-profiel werd niet berekend.
In de bemonstering AHC3402NL#05 en #06 werd een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen, het celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] en minimaal één onbekende persoon. De Matchkans DNA-profiel werd niet berekend.
•
Naar aanleiding van bovenstaande conclusies is op 8 september 2014 het NFI verzocht om de bemonsteringen AAHC34O2NL#03 en # 04 en AAHC34O2#05 te onderwerpen aan aanvullend onderzoek en de verkregen DNA-profielen te vergelijken met de DNA-profielen van de bij de zaak betrokken personen. Daarbij werd tevens het verzoek gedaan de bewijskracht te bepalen van de overeenkomst tussen het DNA-profiel van [slachtoffer 2] en het DNA-profiel van het spoor AAHC34O2NL#04 (een bloedspoor op de buitenzijde van een handschoen) en de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] en het DNA-profiel van het spoor AAHC34O2NK#05 van de binnenzijde van een handschoen. Uit het ontvangen rapport van het NF1, zaaknummer 2014.03.14.090 met het aanvraagnummer 015 bleek:
- dat in de bemonstering AAHC34O2NL#04 afgenomen op de buitenzijde van een handschoen een DNA-profiel van een man **[slachtoffer 2], **matchkans DNA-profiel; kleiner dan één op één miljard was aangetroffen.
- dat in de bemonstering AAHC34O2NL#05 afgenomen van de binnenzijde van een handschoen een DNA-mengprofiel van minstens drie personen, afgeleid DNA-hoofdprofiel [verdachte], matchkans DNA-profiel; kleiner dan één op één miljard was aangetroffen.
•
•
Onderzoek Fallen schoenen op DNA slachtoffers in bloedsporen.
•
-
In de bemonstering AAHF9023NL#01 (bloed op rechterschoen, merk Fallen) werd het DNA-profiel van een man, slachtoffer [slachtoffer 1] aangetroffen. Matchkans DNA-profiel kleiner van 1 op 1 miljard.
-
In de bemonstering AAHF9251NL#01 (bloed op linkerschoen, merk Fallen) werd het profiel van een man, slachtoffer [slachtoffer 2] aangetroffen. Matchkans DNA-profiel kleiner dan 1 op 1 miljard.
-
in de bemonstering AAHF9252NL#01 werd het onvolledige DNA-profiel van man, slachtoffer [slachtoffer 2] aangetroffen. Matchkans DNA-profiel kleiner dan 1 op 1 miljard.
•
Uit het op 9 mei 2014 ontvangen rapport van het NFI, zaaknummer 2074.03.14.090 met het aanvraagnummer 008 (zijnde een gecombineerd rapport samen met de bevindingen van aanvraagnummer 002) bleek dat uit het DNA onderzoek is geconcludeerd dat:
-
in de bemonstering binnenrand linkerschoen “Prada”, AAHF9OI9NL#01 geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt DNA-profiel verkregen was;
-
in de bemonstering uiteindes veter + lip linkerschoen “Prada” AAHF902ONL#O1 een DNA mengprofiel van tenminste drie personen aangetroffen was: • [K] (afgeleid onvolledig DNA.hoofdprofiel) matchkans kleiner dan 1 op de 1 miljard • [verdachte] (DNA-nevenkenmerken) matchkans is niet berekend. • ten minste één onbekende persoon (..)
-
In de bemonstering uiteindes veter + lip rechterschoen “Prada”, AAHF9O22NL#01 een DNA mengprofiel van tenminste drie personen aangetroffen was: • [verdachte] matchkans niet berekend • Tenminste twee andere personen (..)
-
in de bemonstering uiteindes veter + lip rechterschoen “Fallen”, MHF9O26NL#01 een DNA mengprofiel van tenminste drie personen aangetroffen was: • [slachtoffer 1] • [slachtoffer 2] • Minimaal één andere persoon
(..)
Naar aanleiding van bovenstaande conclusies is op 1 juli 2014 het NFI verzocht om de bemonsteringen MHF9019NL#01, MHF902ONL#01 MHF902I NL#01, AAHF9022NL#01, MHF9025NL#01, AAHF9026NL#01, MHF9253NL#01 en MHF9254NL#01 te onderwerpen aan aanvullend onderzoek en de verkregen DNA-profielen te vergelijken met de DNA-profielen te vergelijken met de DNA profielen van de bij de zaak betrokken personen.
Uit het op 12 september 2014 ontvangen rapport van het NFI, zaaknummer 2014.03.14090 met het aanvraagnummer 012 bleek; (..)
-
In de bemonstering binnenrand linkerschoen ”Prada”, AAHF9019NL#01 een DNA-mengprofiel van drie of meer personen, celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte], [M], [slachtoffer 4] en minimaal één onbekende persoon.
-
In de bemonstering uiteindes veter + lip linkerschoen “Prada” AAHF9020NL#01 een DNA mengprofiel van minimaal drie personen, celmateriaal kan afkomstig zijn van [K] (DNA hoofdprofiel) [verdachte] en minimaal één onbekende persoon. DNA hoofdprofiel [K] (kleiner dan één op één miljard)
-
In de bemonstering binnenrand rechterschoen “Prada” AAHF9021NL#01 een DNA mengprofiel van minimaal drie personen, celmateriaal kan afkomstig zijn van [K],
[verdachte] en minimaal één onbekende persoon.
-
In de bemonstering uiteindes veter + lip rechterschoen “Prada” AAHF9022NL#01 een DNA-mengprofiel van minimaal vier personen, celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte], [M], [slachtoffer 4] en minimaal één onbekende persoon. (..)
-
In de bemonstering uiteindes veter + lip rechterschoen “Fallen” MHF9026NL#01 een DNA mengprofiel van ten minste vier personen, celmateriaal kan afkomstig zijn van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en minimaal twee onbekende personen. (..)
-
In de bemonstering uiteindes veter + lip linkerschoen “Fallen”: MHF9254NL#01 een DNA mengprofiel van minimaal vier personen, celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] en minimaal drie onbekende personen.
[verdachte] kwam ‘s middags langs. (..) Ik heb met hem gesproken en heb afgesproken om acht uur bij mij thuis, samen met [M]. (..) Ze kwamen tussen 8 en half 9 bij mij thuis. Ze kwamen met de scooter van [verdachte]. We hebben wat gedronken bij mij thuis. Ik heb niks gedronken, maar zij hadden een fles whisky bij zich waar nog een centimeter of 3 of 4 inzat, in een 0,7 literfles. Rond half 10 zijn we vertrokken. (..) Via de weg waar ik tijdens de voorverkenning had geparkeerd reden we in Vaassen. Ik wilde op dezelfde plek parkeren, maar ze zeiden, nee, nee, rij maar door. Ik ben toen doorgereden richting en voorbij de Laan van Fasna. Bij een soort tuincentrum ben ik gekeerd en reed weer terug over dezelfde weg. Ik heb geparkeerd op de tweede of de derde parkeerplek die daar aan de weg staat. Dit was ongeveer dezelfde parkeerplaats als tijdens de voorverkenning. Dit was om 10 uur ‘s avonds. Ik heb daar heel lang gestaan. (..) Ik ben rond kwart voor elf weggereden. Gelijk het eerste zijstraatje rechts en toen de eerste links richting de sigarenboer. En ik rij die straat in en zie allemaal politie. Ik wist niet wat er allemaal gebeurde. Ik wilde alleen maar weg hier. Ik reed door en reed langs de sigarenboer weg over de Apeldoornseweg. (..) Ik bleef gewoon doorrijden, totdat ik een bordje Deventer zag. Ik ben via Teuge, Twello, over de IJsselbrug, via het centrum en politiebureau naar huis gereden. V: En toen? A: Ik werd gebeld toen ik vlak bij het politiebureau was. Dit was [slachtoffer 4]. Ze vertelde dat [verdachte] was opgepakt voor openbare dronkenschap. En hij zat nu in een politieauto terug naar Vaassen. Hij zou daar afgezet worden bij de bushalte in Vaassen en ik wist waar het was. (..) Hij was niet bij de bushalte, maar was vlak bij de plek waar ik de auto had geparkeerd eerder op de avond. Hij kwam in de auto en hij vroeg of ik [M] had gezien. (..)
[verdachte] wilde weten waar [M] was. Hij wilde dat ik ging parkeren. Hij zei dat hij wist dat [M] de bosjes in was gedoken. Ze waren vanaf de sigarenboer over de Laan van Fasna gelopen en toen de Oude Apeldoornseweg ingegaan. Ze zagen politie aankomen. [M] is de bosjes ingedoken en [verdachte] deed alsof hij dronken was en ging midden op straat lopen. Ik ben hier niet bij geweest. Dit heb ik van [verdachte] gehoord toen hij weer bij mij in de auto zat. (..) Maar hij was zeker niet dronken. (..) We zijn hierop naar huis gereden. [slachtoffer 4] heeft nog naar mijn telefoon gebeld en [verdachte] heeft met mijn telefoon met haar gesproken. Hij had het over een afterparty. Dit is sluiertaal. (..)
[verdachte] vertelde aan mij hoe het gegaan was. Hij vertelde dat ze erheen waren gelopen, en hebben aangebeld bij de sigarenwinkel. Er werd niet op gereageerd. Ze zijn weggelopen en zijn ze het nog een keer geprobeerd. Ze hebben nog een keer aangebeld. Toen reageerde er een van de buren geloof ik. (..) Daarna zijn ze naar de overkant gelopen en zijn ze tegen een hek aan gaan staan en deed alsof hij dronken was. Een buurman heeft hem toen in zijn gezicht geschenen met een lamp en vroeg wat hij daar deed. [verdachte] zei dat hij de bus naar Apeldoorn moest hebben. De man zei tegen hem dat hij aan de andere kant moest zijn, de bus komt er net aan. Hij is daarnaartoe gelopen. En in de bus gestapt en vroeg of hij kon pinnen. De buschauffeur zei nee en hij is toen de bus weer uitgestapt en richting de plek gelopen waar ik zou wachten. Maar daar stond ik dus niet meer. Daarna is de politie aan komen rijden en is hij opgepakt. Dit heeft [verdachte] allemaal verteld toen hij bij mij in de auto zat. (..) V: en toen heb je hem thuis afgezet en jij gaat naar huis? A: Ja daar zag ik [M] in een deken gewikkeld voor mijn huis. V: Wat is er met hem besproken? A: Ik vroeg waar hij was geweest. Hij legde uit, dat hij in de bosjes was gesprongen en op een gegeven moment hoorde hij dat [verdachte] was opgepakt. Hij vertelde het zelfde verhaal als wat [verdachte] had verteld. (..) V: Hoeveel geld zou je hiervoor krijgen? A: Volgens hem lag daar een paar duizend euro. V; Wat was de afspraak? A: Aan de hand van hoeveel het was, zouden we kijken wat ik kreeg. Ik zou een deel krijgen. Zij zouden het grootste deel krijgen en ik wat minder dan hun. V: Hoe was de verdeling dan? A: Stel dat er 500 euro zou zijn, zouden zij ieder 200 euro krijgen en ik 100 euro. Zoiets zou dat zijn. V: Oke dus jij zou dan 1/5 deel krijgen en zij ieder 2/5 deel. A: Ja, zo zou dat zijn dan. (..)
“Ik weet dat ik hier ben voor een verhoor vanwege een incident dat zich heeft afgespeeld op woensdag 2 april 2014, omstreeks 22:30 uur. Ik woon aan de
[adres 6] te Vaassen. Ik woon daar samen met mijn man, [C]. (..) Direct tegenover mijn woning is de [X] gelegen. (..) Ik schat dat de afstand tussen de voorzijde van mijn woning en de tabakswinkel ongeveer 100 meter is. (..) Op die dag, omstreeks 22:30 uur ging ik met onze hond wandelen. Ik doe het hekje van het slot en ik kijk vooruit richting van [X]. Ik zag 2 mannen op de oprit voor de garage van van [X] lopen. (..) De 2 mannen stonden in het licht van de lamp die onder de carport zit. Door de lichtgesteldheid en de afstand van ongeveer 100 meter was het wel lastig om de mannen te zien. Ik kan de mannen als volgt omschrijven: Man 1: — man droeg een lichtkleurige jas. — kwam lomp op mij over. — Man liep iets voorover — Zijn loopje kwam slungelig op mij over — Ik schat de deze man ongeveer 180 cm is. Net zo lang als ik. — Huidskleur kan ik niets over verklaren — Ik kon zijn gezicht door de afstand niet zien — Verder over schoenen en broek kan ik niets zeggen — Ook leeftijd of iets dergelijks kan ik niets over zeggen — Ik weet niet of hij een muts of iets dergelijks op had. Man 2: — deze man droeg donkere kleding
- Getinte huidskleur. — Ik ben geen expert, maar ik zou zeggen noord—afrikaans. Geen indonesische huidskleur of iets dergelijks. — Ik schat deze jongeman rond de 25 jaar oud. — Ik vond het een mooie jongen om te zien, met een verzorgd uiterlijk. — Kwam sportief op mij over — Actieve houding, liep vlotter — Kwam zelfs beetje bijdehand over. Hij liep echt zelfverzekerd rond, alsof hij helemaal op zijn gemak was. — Hij was iets kleiner dan man 1. Ik schat hem 170 cm lang — Slank postuur. — Droeg een zwarte losse muts. Geen capuchon over zijn hoofd. (..) Ik ben direct omgedraaid en weer naar binnen gelopen. (..) Ik zag dat man 1 richting de achterdeur van de woning van van [X] liep. Ik zag dat hij daarna terugliep, naar het keukenraam liep en naar binnen keek. Ik zag dat hij alleen met zijn gezicht naar het raam stond, hij heeft hierbij zijn handen niet gebruikt. Het keukenraam zit aan de zijde van de garage. Ik zag dat man 2 een beetje heen en weer liep over de oprit. (..) Ik heb direct mijn man, [C] geroepen. [C] heeft zijn jas aan gedaan en is direct mee naar buiten gekomen. Ik schat dat we hooguit een minuut weer buiten stonden. We zijn samen de voortuin ingelopen. Ik zag dat er weinig aan de posities van de mannen veranderd was. De mannen liepen weer een beetje rond alsof ze aan het zoeken waren. (..) Ik zag dat mijn man [C] met zijn zaklamp in de richting van de mannen scheen. (..) Ik kwam weer bij [C] en ik hoorde hem zeggen dat de mannen rustig aan richting de bushalte aan de Laan van Fasna zijn gelopen.
Woensdagavond, 2 april 2014, ben ik vroeg naar bed gegaan. Toen ik in mijn eerste slaap was, ongeveer tussen 22.30 en 22.45 uur, hoorde ik iemand vloeken of schreeuwen. (..) De volgende dag ontdekte mijn vrouw om ongeveer 15.30 uur een groot gat in de heg.
[X], gelegen aan de [adres 2] te Vaassen. Op het moment dat wij in Vaassen over de Laan van Fasna reden en de kruising met de Oude Apeldoornseweg passeerden zagen wij dat een manspersoon vanuit de richting van de Laan van Fasna de Oude Apeldoornse weg in liep, in de richting van het centrum van Vaassen. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat deze man aan de linkerzijde van de Oude Apeldoornseweg liep en schuin de weg overstak om aan de rechterzijde van de weg te gaan lopen. Wij zagen dat deze man gekleed was in een spijkerbroek en een trui of vest voorzien van een capuchon aan de achterzijde. Wij zagen dat de man sportschoenen droeg. (..) Wij hoorden hen zeggen dat zij twee personen bij het pand hadden gezien. Zij konden niet goed zeggen of de mannen donker getint waren of dat zij bivakmutsen op hadden gehad. Wij hoorden hen zeggen dat zij gekleed waren in een donkere capuchontrui. De tweede persoon was gekleed in een olijfgroene trui en zou sportschoenen dragen. Wij hoorden hen zeggen dat de mannen waren weg gelopen in die richting, en zagen dat zij hierbij met hun hand wezen in de richting van de Laan van Fasna. (..) Op dat moment besloten wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] om direct terug te rijden naar de Oude Apeldoornseweg met de bedoeling om de persoon die wij even daarvoor hadden zien lopen, te controleren. Hiertussen zaten ongeveer
3 a 4 minuten. (..) Wij zagen dat hij gekleed was in een donkerblauwe spijkerbroek met hierboven een donkerblauwe/ groene trui of vest voorzien van een capuchon. Wij zagen dat de capuchon was voorzien een licht gekleurde, één centimeter brede veter, die aan de voorzijde ongeveer 20 tot 25 centimeter lang was. De man droeg licht gekleurde gymschoenen. Wij zagen dat de man onvast ter been liep en verkeerde in een kennelijke staat van dronkenschap. (..) Aangekomen op het politiebureau overhandigde de man een op zijn naam staand geldig Nederlands paspoort met paspoortnummer [xxxx], welke was afgegeven op 23 oktober 2012 door de Burgemeester van Apeldoorn. Het paspoort is geldig tot 23 oktober 2017 en staat op naam van: Achternaam : [achternaam]; Voornaam: [voornaam]; Geboortedatum en plaats: 4 juli 1987 te Rijeka (Joegoslavië).
[slachtoffer 4] vertelt tegen vriendin dat C door het lint ging en haar in elkaar heeft geslagen.