ECLI:NL:RBOBR:2019:3993 Rechtbank Oost-Brabant , 05-07-2019 / 01/880461-18
Samenvatting
Op 5 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedatum] en wonende te [postcode], die op dat moment gedetineerd was. De zaak betrof een ernstige beschuldiging van poging tot verkrachting van een 17-jarig slachtoffer op 6 september 2018 in Eindhoven. De verdachte werd samen met medeverdachten beschuldigd van het gebruik van geweld en bedreiging om het slachtoffer te dwingen tot seksuele handelingen.
De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld en seksuele handelingen, waaronder het vastpakken van het slachtoffer, het uittrekken van haar kleding, en het gebruik van bedreigingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primaire beschuldiging, maar achtte het subsidiaire feit van poging tot verkrachting wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen, en forensisch bewijs, waaronder medische rapporten die de verwondingen van het slachtoffer bevestigden.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer had vastgepakt, geslagen, en gedwongen tot seksuele handelingen, hoewel hij zelf niet succesvol was in het binnendringen. De verklaringen van het slachtoffer werden als betrouwbaar beschouwd, ondanks enkele inconsistenties, omdat ze belangrijke details bevatten die door andere bewijsmiddelen werden bevestigd.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het delict, de kwetsbaarheid van het slachtoffer, en de impact van het geweld. De verdachte werd als strafbaar verklaard en kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer.
Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, vastgesteld op € 10.551,62, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade, samen met zijn medeverdachten.
De uitspraak benadrukte de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer, en de rechtbank vond het noodzakelijk om een passende straf op te leggen die recht deed aan de gepleegde feiten.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft in het bijzijn van drie anderen geprobeerd een zeventienjarige vrouw met een verstandelijke beperking, te verkrachten. De rechtbank veroordeelt verdachte hiervoor tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden o.a. een contactverbod met het slachtoffer en een ambulante behandelverplichting. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel worden hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 10.551,62, waarvan € 10.000,-- immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/880461-18 Datum uitspraak: 05 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , wonende te [postcode] , [straatnaam 1] , thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2019 en 21 juni 2019. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 februari 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 juni 2019 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijs
Op 7 september 2018 werd er vanuit Idris een zorgmelding gemaakt over [slachtoffer] . De begeleiding gaf aan dat er mogelijk sprake kon zijn van een zedendelict waarvan [slachtoffer] slachtoffer was geworden. Daarbij had zij zichtbaar blauwe plekken.
[slachtoffer] vertelde dat zij op 6 september 2018 in de Eindhovense wijk [wijknaam 1] op een bankje was verkracht door twee jongens en dat twee andere jongens hadden geprobeerd haar te verkrachten.
De officier van justitie acht het subsidiaire feit, poging tot verkrachting, wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman bepleit vrijspraak. Twee medeverdachten hebben seks gehad met aangeefster. Verdachte ontkent enige betrokkenheid. Verdachte voelt zich schuldig omdat hij niet heeft ingegrepen.
Bewijsmiddelen:
Voorafgaand aan het weergeven van de bewijsmiddelen wordt het volgende overwogen. .
In de verklaring van aangeefster spreekt zij over [medeverdachte 2] , [alias 1] , [verdachte] of [alias 2] en de andere jongen van wie zij de naam niet kent. Niet in geschil is dat zij met [medeverdachte 2] bedoelt, met [alias 1] [medeverdachte 1] , met [alias 2] of [verdachte] en met die andere jongen [medeverdachte 3] . Hoewel genoemde personen ontkennen dat zij [slachtoffer] hebben verkracht verklaren zij wel dat zij op het betreffende tijdstip op de door [slachtoffer] aangewezen locatie aanwezig waren en dat zij ofwel betrokken waren bij, dan wel getuige waren van de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen:
Aangifte door [zus] namens [slachtoffer] , p. 30-47:
[slachtoffer] was weggelopen op donderdag 6 september 2018, vanaf haar woongroep Idris in [plaatsnaam] . Zij is de volgende dag teruggekeerd. Ze vertelde dat ze met jongens was geweest. Dat ze was gaan chillen in de buurt van [winkelcentrum] aan de [straatnaam 2] in Eindhoven. Ze vertelde dat haar zus [naam zus] en vriendin [naam vriendin] om 22.00 uur naar huis gingen. Er zouden vier jongens over zijn gebleven samen met [slachtoffer] . Ze had de bus willen pakken, maar ze was haar telefoon kwijt. Ze vertelde dat ze in eerste instantie naar een speeltuintje waren geweest en dat de jongens zeiden dat ze haar telefoon terug zou krijgen voor een pijpbeurt. Ze vertelde dat die jongens dingen hadden gedaan bij haar die ze niet wilde. Ze vertelde dat twee jongens haar telefoon waren gaan zoeken en dat de andere twee jongens aan haar waren gaan zitten. Ze vertelde dat de twee jongens haar string kapot hadden getrokken. [slachtoffer] had de jongens van haar afgetrapt. Ik heb [slachtoffer] vastgepakt en zij heeft heel hard staan huilen. Toen vertelde ze dat die [medeverdachte 2] en [alias 1] bij haar binnengedrongen waren. De [alias 2] en die andere jongen hadden zich boven haar afgetrokken. Ik heb zelf gezien op vrijdagavond dat ze blauwe plekken had op haar kaak. Daarop kon je duidelijk vingers zien. Op allebei haar armen waren blauwe plekken te zien. Haar borsten waren bont en blauw. Op haar linkerbeen vlak bij haar knie was het blauw en op haar rug zaten krassen.
[slachtoffer] vertelde dat ze was geslagen en geschopt in een steegje. Ze is op de grond gegooid en tegen een muur aan geduwd of iets dergelijks. Toen ze bij het bankje kwam waarop ze verkracht is werd ze door meerdere jongens vast gehouden.
Proces-verbaal van bevindingen van het studioverhoor van [slachtoffer] op 14 september 2018 , p. 56-63:
- Zij toen het enige meisje was tezamen met vier jongens;
- Zij werd vastgepakt;
- “ [alias 1] ” zei dat hij met haar wilde praten;
- Zij aan haar arm werd meegetrokken naar een steegje;
- Zij nog verder het steegje werd ingeduwd;
- De jongens toen steeds harder aan haar begonnen te trekken;
- De jongens vervolgens aan haar gingen zitten;
- Zij van de jongens moest kiezen;
- Wanneer zij dit niet zou doen alle vier de jongens op haar zouden springen;
- Zij, omdat de jongens zeiden dat ze anders met zijn vieren iets met haar zouden doen, toen gezoend had met [alias 1] ;
- Zij toen bij een bankje in een andere speeltuin kwamen;
- Het toen was begonnen;
- De jongens haar begonnen te slaan en haar broek uit begonnen te trekken;
- De jongens haar string kapot hadden getrokken;
- Zij geprobeerd had de jongens weg te schoppen;
- Zij door “ [alias 1] ” en [medeverdachte 2] naar het bankje werd geduwd;
- Zij tegen het bankje werd gegooid;
- Zij haar broek en ook hun eigen broek uittrokken;
- Zij ook werd geslagen door [medeverdachte 2] en [alias 1] ;
- [alias 1] toen zei dat hij wel zag dat zij niet wilde.
Op door de verhoorster gestelde vragen antwoordde [slachtoffer] vervolgens dat:
- Zij op het bankje zat en in haar gezicht werd geslagen;
- [medeverdachte 2] haar benen vasthield;
- Iemand haar broek uittrok;
- [medeverdachte 2] haar in het begin had vastgehouden;
- [alias 1] haar schopte en vastpakte;
- Zij had geschreeuwd en geslagen;
- Zij op haar rug lag op het bankje en werd tegengehouden;
- Zij ook op de grond werd geduwd;
- Zij geschopt had;
- Zij in haar gezicht werd geslagen maar ook tegen haar benen, buik en armen;
- Een van de jongens [alias 2] wordt genoemd;
- De jongens stonden te kijken toen [alias 1] haar zoende;
- [alias 2] voor haar had gestaan toen de andere jongen haar naar achter trok;
- Er op dat moment 3 jongens bij haar stonden;
- Dit de [alias 2] , de jongen waarvan ze geen naam weet en [alias 1] waren;
- De onbekende jongen zijn vinger in haar mond had gestopt;
- Haar hoofd werd vastgehouden door deze jongen;
- [alias 2] met zijn broek naar beneden had gestaan;
- Zij had gezien dat [alias 2] zich af stond te trekken;
Studioverhoor van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , op 21 mei 2019:
Formulieren forensisch medisch onderzoek, p.70-87:
Verhoor getuige [getuige 1] , p. 106-117:
Verhoor getuige [getuige 2] , p. 118-131:
Verhoor getuige [getuige 3] , persoonlijk begeleidster van [slachtoffer] , p.141-145.
Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot horen van [slachtoffer] en haar zus [zus] , p.177-180:
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 november 2018, p.481-491: Die avond had ik mijn vriendin naar de bushalte gebracht. Toen ik daarvan terugkwam vond ik het wel raar dat [slachtoffer] als enige meisje was achtergebleven met drie jongens. Wij zaten toen nog op het bankje bij het rode speeltuintje. [alias 1] vroeg haar op een gegeven moment om met hem mee te gaan naar een gangetje.
[verdachte] ging hen vervolgens achterna het gangetje in. Toen zag ik dat het minder goed ging en dat [verdachte] [slachtoffer] sloeg in het gangetje, omdat zij iemand moest kiezen. [verdachte] sloeg [slachtoffer] op verschillende manieren. Met platte hand en met de vuist.
[alias 1] zat overal aan. Haar tieten en geslachtsdeel overal eigenlijk. Hierop gingen ook [medeverdachte 3] en ik het gangetje om te kijken. Zij waren ondertussen bezig om het voor elkaar te krijgen om met [slachtoffer] te zoenen. Als je het gangetje uitkomt kom je op een plek tussen twee flats in. [verdachte] en [alias 1] wilden dat [slachtoffer] hen pijpte. [verdachte] werd weer boos en hij sloeg haar nog een keer.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 november 2018, 13.02 uur, p.538-543:
[medeverdachte 3] en ik zijn toen weggerend. De volgende dag kwam ik [alias 1] tegen. Hij zei: “toen jullie weg waren heb ik nog een ronde met haar gedaan”. Zij zaten aan haar billen en borsten. [slachtoffer] probeerde hen de hele tijd weg te duwen en riep dat ze haar niet aan moesten raken. De broek en string werden pas bij haar uitgedaan op het bankje. Op dit bankje deden [medeverdachte 2] en [alias 1] wat ik net heb gezegd. [alias 1] trok haar broek uit. [medeverdachte 2] hield haar handen vast. Hij begon haar daarna te verkrachten. Toen [alias 1] klaar was ging [medeverdachte 2] haar verkrachten. [slachtoffer] lag op haar rug op het bankje. Ik zag dat [slachtoffer] huilde en haar handen op haar ogen hield.
[alias 1] riep: “wil jij ook nog een keer”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 15 november 2018, 14.05 uur, p.563-575:
[slachtoffer] was toen alleen met vier jongens.
- Er was een jongen die de arm over [slachtoffer] heen sloeg. Toen kwamen die twee anderen er nog bij en gingen ze ver de bossen in. Daar was een houten bankje en daar was het gebeurd.
- Vanmorgen vertelde de politie dat dit op 6/7 september was. Ik kwam hun gewoon tegen. In [wijk] bij een speeltuintje. [verdachte] , [medeverdachte 2] en [alias 1] . Wij gingen vanuit de rode speeltuin naar de [straatnaam 2] . En daar is een bankje. [alias 1] en [verdachte] , die zaten aan [slachtoffer] . [verdachte] trok de broek omlaag van [slachtoffer] en begon. De broek ging omlaag. [alias 1] zat aan haar borsten en toen kwam [medeverdachte 2] er op af lopen. Ik zag [slachtoffer] op haar rug liggen op de bank. [verdachte] lag op haar. Ik zag [alias 1] naast [slachtoffer] zitten op het bankje.
[verdachte] was bezig met seks. De broek van [slachtoffer] was omlaag, de onderbroek ook. De trui was toen nog wel aan. [verdachte] had wel zijn broek naar beneden. Ik zag dat [slachtoffer] werd geslagen met de platte hand. [alias 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] sloegen haar. Zij moest kiezen met wie zij het moest doen. Ik hoorde dat [verdachte] zei tegen [slachtoffer] dat zij moest kiezen. Eerst had ze de broek tot de helft naar beneden en zij trok steeds haar kleding omhoog. Ze hield haar kleding stevig vast. Zij wilde niet dat haar kleding naar beneden werd getrokken. Op het moment dat [medeverdachte 2] en ik daar aan kwamen liepen [medeverdachte 2] en ik er op af. Zij waren bezig en ik stopte mijn duim in haar mond. Zij schreeuwde en ik deed mijn vinger in haar mond. Zij kreunde en er kwamen mensen langs en ze maakte te hard geluid. Voor mij is kreunen en schreeuwen hetzelfde.
Bewijsoverweging over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
De rechtbank gaat bij de bewezenverklaring uit van de verklaring van [slachtoffer] . Haar verklaring is niet op alle onderdelen even consistent, maar wel op de hoofdlijnen. Zij verklaart ook over bijzondere details, zoals over de string die kapot is getrokken, over dat ze van de jongens moest kiezen tussen een van hen, dat getuige [medeverdachte 3] een hand op haar mond legde toen ze schreeuwde. Deze feiten worden bevestigd in andere bewijsmiddelen. De string is aangetroffen op de plaats die [slachtoffer] heeft aangewezen, [medeverdachte 3] bevestigt dat hij een hand voor de mond van [slachtoffer] deed. Boogaarts over dat [slachtoffer] moest kiezen. Er is ook overigens voldoende steunbewijs voor haar verklaring. Dat er geweld is gebruikt wordt bevestigd door de medische verklaring en de verklaringen van haar zus en vriendinnen dat [slachtoffer] onder de blauwe plekken zat toen ze haar de middag en avond nadat zij was verkracht aantroffen en dat ze er vies en onverzorgd uit zag, maar ook uit de verklaringen van de verdachten onderling. Ook het feit dat [slachtoffer] in het eerste gesprek met haar zus [zus] erg emotioneel was en dat ze erg blij was toen zij haar vriendinnen zag past bij hetgeen haar die nacht daarvoor is overkomen.
Uit de verklaring van aangeefster in samenhang met de overige bewijsmiddelen blijkt dat ook verdachte bij aangeefster seksuele handelingen heeft verricht tegen haar wil en dat ook hij geweld heeft gebruikt. Uit de verschillende verklaringen blijkt eveneens dat verdachte wel heeft geprobeerd om bij aangeefster binnen te dringen, maar dat hem dat niet is gelukt, omdat aangeefster zich heeft verzet. Daarom acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om aangeefster te verkrachten. Op het moment dat bij aangeefster daadwerkelijk seksueel is binnengedrongen door de medeverdachten, leverde verdachte [verdachte] geen bijdrage meer aan de dreiging en druk waaronder aangeefster stond en verliet verdachte [verdachte] de plaats van het misdrijf.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De officier van justitie eist voor het subsidiaire feit een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering met uitzondering van het elektronisch toezicht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De raadsman verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte laagbegaafd is en dat het recidiverisico laag is. Verdachte is bereid mee te werken aan de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer midden in de nacht op een bankje in een speeltuin in Eindhoven in het bijzijn van drie andere mannen te verkrachten. Het slachtoffer is daarbij geslagen en geschopt. Het gedrag van verdachte en de medeverdachten was volstrekt respectloos naar het slachtoffer toe. Het slachtoffer was bovendien een kwetsbare jonge vrouw van 17 jaar met een verstandelijke beperking. Verdachte heeft op geen enkel wijze rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en de gevolgen die zijn seksuele handelingen voor het slachtoffer zouden hebben. Hij was alleen bezig met het bevredigen van zijn eigen seksuele lusten. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het geweld moet een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van verkrachting ondervinden daar nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring die de zus van het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen blijkt dat dit ook bij aangeefster het geval is. Verkrachting veroorzaakt bovendien veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder vrouwen.
Het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om al dan niet samen met anderen geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte verkeerde tijdens het plegen van het feit onder invloed van verdovende middelen. Hij kende de negatieve werking op zijn gedrag. Desondanks heeft hij die stoffen toch gebruikt.
Drs. G. Thijssen, psycholoog, heeft op 20 februari 2019 een rapport uitgebracht over verdachte. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van beperkingen in het cognitief functioneren. Het recidiverisico op een seksueel (gewelddadig) delict wordt indien het tenlastegelegde wordt meegewogen ingeschat als hoog. De psycholoog adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Omdat er sprake is van een ontkennende verdachte geeft de psycholoog geen strafadvies. Door de ontkennende houding is geen zicht verkregen op een eventuele doorwerking van zijn pathologie op zijn wilsvrijheid.
De reclassering heeft op 18 juni 2019 een rapport over verdachte uitgebracht. De reclassering concludeert dat op ieder leefgebied problemen worden geconstateerd zoals dagbesteding, sociaal netwerk en psycho-sociaal functioneren. Beschermende factoren worden gezien in zijn familiale netwerk en zijn pro sociale houding. De reclassering adviseert reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De behandeling kan zich richten op traumaverwerking, seksualiteit en beïnvloedbaarheid in sociale contacten. De reclassering kan hem begeleiden bij het vinden van een structurele dagbesteding en overige dagstructuur en het creëren van een volledig steunend netwerk. Geadviseerd wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en reclassering over. De rechtbank kan zich vinden in het advies van de psycholoog en de reclassering om het volwassenstrafrecht toe te passen. De rechtbank kan zich tevens vinden in het advies van de reclassering tot het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden gericht op het voorkomen van recidive.
De rechtbank zal een straf opleggen conform de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met onder meer de bijzondere voorwaarden begeleiding door de reclassering, ambulante behandeling bij de Omslag (afdeling de Woenselse Poort) of soortgelijke ambulante zorg en een contactverbod met aangeefster zoals geformuleerd door de reclassering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De benadeelde heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van in totaal € 44.524,22, waarvan € 19.524,22 aan materiële schadevergoeding en € 25.000,-- aan immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie refereert zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman verzoekt de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren dan wel deze af te wijzen.
De rechtbank overweegt als volgt:
De rechtbank wijst de vordering ter hoogte van € 236,10 toe, nu deze kosten naar het oordeel van de rechtbank in direct verband staan met het door verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] gepleegde strafbare feit en deze kosten naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd.
De reiskosten die zijn gevorderd zien op reiskosten die zijn gemaakt door de benadeelde zelf, door de moeder van de benadeelde en door de zus van de benadeelde. De rechtbank wijst de vordering toe voor wat betreft het deel dat ziet op de reiskosten van de moeder van benadeelde voor het gesprek met de officier van justitie en voor de strafzitting. Voorts wijst de rechtbank de vordering toe die ziet op de reiskosten van de zus van benadeelde voor het heen en weer reizen van Eindhoven naar Oss. Dit is een bedrag van in totaal (€ 65,52 + € 250,00 =) € 315,52.
De overige reiskosten zien op reizen naar en van de locatie waar benadeelde in een civiele gesloten jeugdinrichting heeft verbleven. Naar de mening van de benadeelde staan die kosten in direct verband met het door verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] gepleegde strafbare feit, omdat benadeelde in verband daarmee voor haar eigen veiligheid gesloten zou zijn geplaatst. Ten aanzien van deze kosten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is uit de overgelegde stukken niet althans onvoldoende gebleken dat de veiligheid van benadeelde in de vorm van (be)dreiging vanuit (de kring rondom) verdachten de enige reden was dat de benadeelde in een civiele gesloten jeugdinrichting is geplaatst. Vaststaat immers dat er voorafgaand aan het gepleegde feit al sprake was van een zodanige ontwikkelingsbedreiging bij benadeelde dat zij al langere tijd uit huis was geplaatst. Er is geen beschikking overgelegd en er zijn evenmin andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat de veiligheid van de benadeelde in verband met de verdenking van verdachten zodanig in gevaar was dat zij in een gesloten jeugdinrichting diende te worden geplaatst. Niet valt uit te sluiten dat bij die rechterlijke beslissing andere factoren mede een overweging hebben gevormd. De rechtbank is van oordeel dat zonder een onderzoek naar de precieze aanleiding of achtergrond van de plaatsing van benadeelde in een gesloten jeugdinrichting niet kan worden vastgesteld dat de in verband daarmee gemaakte reiskosten in een direct verband staan met de strafzaken tegen verdachten. Een dergelijk onderzoek is vergaand en vergt daarmee naar het oordeel van de rechtbank een te grote belasting voor de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Op die grond zal de rechtbank dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Voor de vergoeding van die gevorderde schade kan de benadeelde zich wenden tot de civiele rechter.
De kosten van studievertraging en de kosten van het verlies aan verdienvermogen die zijn gevorderd vloeien naar de mening van benadeelde voort uit de gesloten plaatsing die rechtstreeks verband houdt met het door verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] gepleegde strafbare feit. Zoals de rechtbank hiervoor heeft uiteengezet is naar haar oordeel een dergelijk verband zonder een nader onderzoek niet vast te stellen. Een dergelijk onderzoek vergt naar het oordeel van de rechtbank een te grote belasting voor de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , zodat de rechtbank deze delen van de vordering op die grond niet-ontvankelijk verklaart. Voor de vergoeding van die gevorderde schade kan de benadeelde zich wenden tot de civiele rechter.
De rechtbank begroot aan de hand van alle feiten en omstandigheden in deze zaak de door benadeelde geleden immateriële schade op een bedrag van € 10.000,--.
De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Voor de vergoeding van die gevorderde schade kan de benadeelde zich wenden tot de civiele rechter.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente voor wat betreft de immateriële schade vanaf 7 september 2018 tot de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de materiële schade vanaf de datum vordering, te weten 3 juni 2019, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder primair is ten laste gelegd en
verklaart het ten laste gelegde onder subsidiair bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van het subsidiaire feit:gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zal meewerken aan een intake, afname diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandelingen bij De Omslag (afdeling de Woenselse Poort) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
- geen direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belanghebbende persoon mevrouw [slachtoffer] , één en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde persoon, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van arbeid of scholing. Hij meewerkt aan ieder traject dat hem in dit kader wordt aangeboden door de reclassering of een jobcoach, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich (uiterlijk) binnen 2 dagen na onherroepelijk zijn van het vonnis zal melden bij de reclassering, Polluxstraat 114-116, 5621 ES Eindhoven, (telefoonnummer [telefoonnummer] ) en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, unit 5 Zuid, Polluxstraat 114-116, 5631 ES Eindhoven, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Ten aanzien van het subsidiaire feit:Maatregel van schadevergoeding van € 10.551,62, subsidiair 87 dagen hechtenis.
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 10.551,62 (zegge: tienduizendvijfhonderd en een-en-vijftig euro en twee-en-zestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 87 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 10.000,00 immateriële schade en € 551,62 materiële schade (post reiskosten van de moeder voor de zitting en het slachtoffergesprek en de reiskosten van de zus voor het reizen tussen Eindhoven en Oss). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het bedrag voor wat betreft de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en het bedrag voor wat betreft de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door: mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter, mr. A.M. Bossink en mr. J.G. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier, en is uitgesproken op 5 juli 2019.