Semantius logo
Semantius
Uitspraken
ECLI:NL:RBOBR:2018:2547

ECLI:NL:RBOBR:2018:2547 Rechtbank Oost-Brabant , 28-05-2018 / 01-997001-15
Strafrecht

Semantius verrijkingen

Samenvatting

Op 28 mei 2018 heeft de rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak tegen [verdachte], geboren in 1958 en woonachtig te [adres]. De zaak werd behandeld door de meervoudige economische kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie van 4 januari 2018. Deze vordering had betrekking op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte], dat oorspronkelijk werd geschat op € 820.000,00, maar ter zitting werd aangepast naar € 126.906,00.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat [verdachte] in een afzonderlijk vonnis in een strafzaak met parketnummer 01/997001-15 is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Dit betekent dat [verdachte] niet is veroordeeld voor een strafbaar feit. Volgens artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is er een ontvankelijkheidseis die vereist dat er een veroordeling voor een strafbaar feit moet zijn om een ontnemingsvordering te kunnen indienen.

Aangezien [verdachte] niet is veroordeeld, heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, en de leden mr. M.T. van Vliet en mr. H. Slaar, in aanwezigheid van griffier mr. P. Susijn.

Soortgelijke uitspraken

ECLI:NL:RBOBR:2016:2709
Strafrecht
26-05-2016
Op 27 mei 2016 heeft de rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1947. De officier van justitie had op 13 april 2016 een vordering ingediend...
ECLI:NL:RBMNE:2017:2461
Strafrecht
19-05-2017
Op 18 mei 2017 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak tegen [verdachte], geboren in 1949 en ingeschreven op een bepaald adres. De zaak volgde...
ECLI:NL:RBMNE:2018:3167
Strafrecht
10-07-2018
Op 10 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een ontnemingszaak tegen [verdachte], geboren in 1947 in Suriname en woonachtig in Curaçao. De zaak betreft een vordering van het...
ECLI:NL:RBOBR:2023:6038
Strafrecht
27-12-2023
Op 12 december 2023 heeft de rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1959 en woonachtig in [adres]. Deze zaak betreft een ontnemingsvordering die voortvloeit uit...
ECLI:NL:RBOVE:2018:4127
Strafrecht
01-11-2018
Op 1 november 2018 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een vonnis uitgesproken in een ontnemingszaak tegen de verdachte, geboren in 1950 en woonachtig aan een specifiek adres. De officier van justitie...

Tijdslijn

Er is nog door niemand een tijdslijn gegenereerd.
Log in of maak een gratis account om een tijdslijn te kunnen genereren.
Oorsponkelijke uitspraak

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de vordering tot ontneming nu verdachte in de strafzaak is vrijgesproken (ecli:nl:rbobr:2018:2549).

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht

Parketnummer ontneming: 01/997001-15 Datum uitspraak: 28 mei 2018

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1958] , wonende te [postcode] , [adres] , hierna te noemen: [verdachte] .

Onderzoek van de zaak.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie d.d. 4 januari 2018 en van hetgeen van de zijde van [verdachte] naar voren is gebracht.

De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 01/997001-15.

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie had dit bedrag voorlopig geschat op € 820.000,00. Ter terechtzitting van 14 mei 2018 heeft de officier van justitie dit bedrag gewijzigd in € 126.906,00.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie.

In bovenvermelde strafzaak, bij afzonderlijk vonnis van heden, heeft de rechtbank [verdachte] vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten. Nu [verdachte] niet veroordeeld is voor een strafbaar feit, is niet voldaan aan de in artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen ontvankelijkheidseis. Daarom dient de officier van justitie ten aanzien van de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Beslissing.

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.

Dit vonnis is gewezen door: mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, mr. M.T. van Vliet en mr. H. Slaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Susijn, griffier, en is uitgesproken op 28 mei 2018.