Semantius logo
Semantius
Uitspraken
ECLI:NL:RBMNE:2019:6193

ECLI:NL:RBMNE:2019:6193 Rechtbank Midden-Nederland , 31-12-2019 / 16/659209-18 (ontneming)
Strafrecht

Semantius verrijkingen

Samenvatting

Op 31 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak tegen [veroordeelde], die eerder was veroordeeld voor het telen van hennepplanten en andere gerelateerde misdrijven. De officier van justitie had een vordering ingediend voor het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 384.707,11, gebaseerd op een rapport van 17 januari 2019.

De verdediging stelde dat er geen gerealiseerde oogst was, omdat de hennepkwekerij pas op 1 december 2017 was gestart en dat de eerste oogst pas na 15 weken mogelijk zou zijn. De raadsman voerde aan dat de aangetroffen materialen niet voldoende bewijs boden voor een eerdere oogst en dat getuigenverklaringen niet konden worden gekoppeld aan de kwekerij van [straatnaam 1].

De rechtbank oordeelde dat [veroordeelde] zich schuldig had gemaakt aan het grootschalig telen van hennep en deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en aangetroffen materialen in de kwekerij. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor gerealiseerde oogsten, ondanks de verdediging van [veroordeelde].

De rechtbank stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 15.000,-, rekening houdend met de rol van [veroordeelde] binnen de criminele organisatie en de hiërarchische structuur. De vordering van de officier van justitie werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij [veroordeelde] verplicht werd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank wees de overige vorderingen af en motiveerde dat er geen aanleiding was om het bedrag te matigen op basis van de financiële omstandigheden van [veroordeelde].

Het vonnis is ondertekend door de rechters en griffier en is openbaar uitgesproken.

Soortgelijke uitspraken

ECLI:NL:RBMNE:2019:6192
Strafrecht
06-01-2020
Op 31 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak tegen [veroordeelde], die eerder was veroordeeld voor het telen van hennepplanten en andere gerelateerde misdrijven. De...
ECLI:NL:RBMNE:2019:6191
Strafrecht
06-01-2020
Op 31 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een vonnis uitgesproken in de zaak tegen [veroordeelde], die betrokken was bij het grootschalig telen van hennepplanten. De rechtbank behandelde een schriftelijke...
ECLI:NL:RBMNE:2019:6194
Strafrecht
06-01-2020
Op 31 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een vonnis uitgesproken in de zaak tegen [veroordeelde], die betrokken was bij het telen van hennepplanten. De rechtbank behandelde een schriftelijke vordering...
ECLI:NL:RBMNE:2019:6190
Strafrecht
06-01-2020
Op 31 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak tegen [veroordeelde], geboren in 1968 en woonachtig in [woonplaats]. Dit vonnis volgde op een strafzaak waarin...
ECLI:NL:RBMNE:2016:3034
Strafrecht
06-06-2016
Op 1 juni 2016 heeft de rechtbank Midden-Nederland in Lelystad een vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak tegen [veroordeelde], die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met...

Tijdslijn

Er is nog door niemand een tijdslijn gegenereerd.
Log in of maak een gratis account om een tijdslijn te kunnen genereren.
Oorsponkelijke uitspraak

Inhoudsindicatie

Ontneming bij criminele organisatie met als oogmerk grootschalige hennepteelt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Strafrecht Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16/659209-18 (ontneming) Datum uitspraak: 31 december 2019

Beslissing op de schriftelijke vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 16/659209-18, tegen

[veroordeelde] , geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] , hierna te noemen: [veroordeelde] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 en 20 november 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2 DE PROCEDURE

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:

  • de schriftelijk ingediende vordering van de officier van justitie ten bedrage van € 384.707,11, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder bovenstaand parketnummer, waaruit onder andere blijkt dat [veroordeelde] op 31 december 2019 door deze rechtbank onder meer is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het telen van hennepplanten tot de in die uitspraak vermelde straf;
  • het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e 2e lid Sr” van 17 januari 2019.

3 DE BEOORDELING

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij het eerder ingediende schriftelijk gevorderde bedrag en heeft gevorderd dat dit voordeel pondspondsgewijs over [veroordeelde] en zijn mededaders moet worden verdeeld. De officier van justitie heeft zich hierbij gebaseerd op de uitgangspunten en berekeningen zoals weergegeven in de hiervoor genoemde ontnemingsrapportage.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een gerealiseerde oogst, waardoor de vordering moet worden afgewezen. De raadsman heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat het pand aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] pas per 1 december 2017 is verhuurd, waardoor voor deze data geen hennep kan zijn geteeld. Per 1 december 2017 is gestart met de opbouw van de kwekerij, wat wordt bevestigd door de gedateerde facturen van december 2017, aangetroffen in de Volkswagen Transporter. De raadsman heeft bepleit dat het aannemelijk is dat per 1 januari 2018 is begonnen met het telen van moederplanten, nu in de kwekerij een kweekruimte voor moederplanten en stekken is aangelegd en aangetroffen. Dit maakt dat het onwaarschijnlijk is dat de eerste stekken extern zouden zijn ingekocht. De raadsman heeft dan ook aangevoerd dat het aannemelijk is dat eerst de moederplanten zijn geteeld, daaropvolgend de stekken van de moederplanten zijn gehaald en vervolgens die stekken zijn gebruikt om te laten groeien tot een plant waar de hennep van wordt geknipt. Nu met deze cyclus pas voor het eerst na circa 15 weken kan worden geoogst, kan er nog niet zijn geoogst. Ten aanzien van de in de kwekerij aangetroffen vervuilde materialen heeft de raadsman opgemerkt dat dit verplaatsbare voorwerpen betreffen. Voorts zijn geen indicatoren in het dossier aanwezig, zoals de aanwezigheid van stof, kalkafzetting, vuile filters of andere vervuiling in ruimtes. Op basis van de verklaring van getuige [getuige 1] wordt aannemelijk dat zij weliswaar heeft geknipt in de hennepkwekerij in Lelystad, maar kan geenszins worden geconcludeerd dat deze geknipte oogst afkomstig was van de kwekerij van de [straatnaam 1] , aldus samengevat de verdediging.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

Grondslag

Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 31 december 2019 is [veroordeelde] , voor zover in deze procedure van belang, veroordeeld ter zake ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’ en ‘deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet’.

De rechtbank komt aan de hand van de in genoemd vonnis vermelde bewijsmiddelen en de uitgangspunten zoals weergegeven in het ontnemingsrapport tot het oordeel dat [veroordeelde] zich gedurende een periode van 1 oktober 2017 tot en met 14 maart 2018 heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd - het medeplegen van het grootschalig telen van hennep en aan deelneming aan een criminele organisatie met het oogmerk tot het telen van hennep, uit de baten van welke misdrijven [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank neemt voor de berekening van de verkregen opbrengsten en gemaakte kosten – voor zover hierna niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is gerelateerd in het ontnemingsrapport, dat op 17 januari 2019 is opgesteld over het telen van hennepplanten in de ruimten, staande en gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2], en in het op 1 juni 2016 door het Functioneel Parket Afpakken opgestelde rapport (hierna: het FPA-rapport) “wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, standaardberekening en normen. Het ontnemingsrapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop die berekening berust. De rechtbank zal deze bewijsmiddelen niet nader in dit vonnis uitwerken, maar volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van dit ontnemingsrapport.

Bij het schatten van het voordeel neemt de rechtbank over wat in het rapport met betrekking tot de opbrengst en kosten beredeneerd is vastgesteld. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken dat deze bedragen anders moeten worden vastgesteld.

De rechtbank overweegt wat betreft de oogsten het volgende.

[straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2]

Op 14 maart 2018 is in het pand gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] een hennepkwekerij met daarin minimaal 3022 hennepplanten aangetroffen. Met ingang van 1 december 2017 is het bedrijfspand verhuurd. Dit betreft een periode van 103 dagen, zijnde 14 weken.

Met betrekking tot de kwekerij is gebleken van feiten en werden meerdere omstandigheden waargenomen die duiden op gerealiseerde oogsten:

  • Bij het kweken van de hennepplanten is gebruik gemaakt van CO2 toepassing. Hierdoor wordt de kweekperiode bekort met twee weken en zou de opbrengst in gewicht met 20% tot 40% toenemen. In het voordeel van [veroordeelde] is uitgegaan van een meeropbrengst van 20%.
  • In ruimte 8 op de bovenverdieping van het bedrijfspand werd een ruimte aangetroffen die bleek te zijn ingericht als knip/verwerkingsruimte van geoogste hennepplanten. In deze ruimte werden materialen aangetroffen die bleken te zijn gebruikt voor het knippen, dan wel het drogen van geoogste hennep: scharen, een knipmachine en droogrekken. Voorts werd ter plaatse aangetroffen: een hoeveelheid overalls, latex handschoenen, een sealapparaat, sealbags en ander verpakkingsmateriaal, geschikt voor de luchtdichte verpakking van gedroogde hennep. Tevens werden vier paar damesschoenen aangetroffen die waren besmeurd met hennepplantenresten.
  • Door getuigen [getuige 2] en [getuige 3] is waargenomen dat vanaf medio oktober / november 2017 met enige regelmaat twee busjes met daarop de bedrijfsnaam ‘ [bedrijfsnaam] ’ bij het pand gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] stonden.
  • Getuige [getuige 1] verklaarde in haar verhoor dat zij in het bedrijfspand aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] gedurende twee dagen hennepplanten had geknipt. Zij had daar nog meer vrouwen gezien die eveneens hennepplanten aan het knippen waren.

Op grond van de hiervoor weergegeven indicatoren acht de rechtbank aannemelijk dat vanaf medio november 2017 is gestart met de voorbereidingen voor het telen van hennep in het pand aan de [straatnaam 1] . Voor het bepalen van de periode dient wél aansluiting te worden gezocht bij wat feitelijk is vastgesteld, namelijk hetgeen wat is waargenomen door getuigen [getuige 2] en [getuige 3] en niet hetgeen administratief (formele aanvang huurcontract) zou zijn geregeld. Dit wordt ondersteund door de ter plaatse aangetroffen gebruikte materialen, hennepresten, en door wat door de getuige [getuige 1] is verklaard. Hetzelfde oordeel treft het verweer ten aanzien van het telen met moederplanten. De rechtbank overweegt daartoe dat hoewel in de kwekerij een ruimte is aangetroffen waarin moederplanten werden geteeld, er bovendien ook aan hennepplanten te relateren gebruikte scharen, een gebruikte knipmachine en gebruikte droogrekken zijn aangetroffen. Voorts zijn in twee bloemenkarren 2012 hennepstekjes aangetroffen. Dit gegeven in combinatie met de verklaring van getuige [getuige 1] , waarin zij heeft verklaard in de kwekerij aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam 2] te hebben geknipt, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het daarmee geen aannemelijk geworden verklaring betreft. Dat, tot slot, zoals de raadsman stelt, de aangetroffen vervuilde materialen verplaatsbare objecten betreffen en dat getuige [getuige 1] een oogst van een andere kwekerij dan die van de [straatnaam 1] heeft geknipt in de kwekerij gelegen aan de [straatnaam 1] wordt op geen enkele wijze onderbouwd en verhoudt zich niet tot de hiervoor weergegeven indicatoren. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.

Op grond van het voorgaande en rekening houdend met een periode voor het opbouwen van de kwekerij gaat de rechtbank – overeenkomstig het ontnemingsrapport – uit van één eerdere oogst.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel vast op het bedrag van € 384.707,11.

De rechtbank houdt in de strafzaak [veroordeelde] tezamen met anderen verantwoordelijk voor het grootschalig telen van hennep. Indien meer personen betrokken zijn bij hetzelfde feitencomplex, heeft als uitgangspunt te gelden dat eenieder daadwerkelijk voordeel heeft genoten. In beginsel wordt dat voordeel pondspondsgewijs verdeeld in het geval waarin niet is gebleken van aanwijzingen voor een andere verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. [veroordeelde] heeft in tegenstelling tot de andere daders inzicht gegeven in de verdeling van het uit de hennepteelt verkregen voordeel. De rechtbank acht zodoende niet aannemelijk dat [veroordeelde] en zijn mededaders de in de gebruikte rapporten per oogst opgevoerde opbrengst en daarmee samenhangende winst pondspondsgewijs hebben verdeeld. Daarbij overweegt de rechtbank dat bij een dergelijke criminele organisatie met het oogmerk het (grootschalig) telen van hennep er in de regel sprake is van een onderlinge hiërarchische verhouding, vergelijkbaar met een bedrijfsstructuur. Er moet dan ook in casu onderscheid worden gemaakt tussen degenen die hand- en spandiensten verrichten, de exploitanten en de leidinggevenden. Daaraan dient daarom ook een andere wijze van verdeling van voordeel te worden gerelateerd. Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat de exploitanten en leidinggevenden zich het grootste deel van de winst zullen toe-eigenen.

De rechtbank acht de verklaring van [veroordeelde] , dat hij voor het onderhouden van de planten € 15.000,- zou ontvangen, in combinatie met hetgeen uit het dossier naar voren komt, aannemelijk en neemt dit bedrag als uitgangspunt voor het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Nu de rechtbank uitgaat van één gerealiseerde oogst, schat de rechtbank de verdiensten van [veroordeelde] op € 15.000,-

De rechtbank stelt, gelet op het voornoemde, het wederrechtelijk verkregen voordeel voor [veroordeelde] vast op het bedrag van € 15.000,-.

De verplichting tot betaling / draagkracht

De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie, zijnde deze vordering ook overigens op de wet gegrond, toewijzen tot het bedrag van € 15.000,-, de vordering voor het overige afwijzen en aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling aan de Staat opleggen van dat bedrag. De rechtbank ziet op in wat is komen vast te staan over de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige financiële omstandigheden van [veroordeelde] geen aanleiding om dit ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen bedrag te matigen. Daarbij komt, dat een daartoe strekkend verweer niet is gevoerd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

  • stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat vast op
    € 15.000,-;

  • legt aan [veroordeelde] de verplichting op om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 15.000,-;

  • wijst de vordering voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 december 2019.

Mrs. R. Veldhuisen en M. Ferschtman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e, 2e lid Sr”, pagina 739-747, inclusief bijlagen. Hoge Raad 26 maart 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:BV9087 Het ontnemingsrapport [straatnaam 2] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 1] , pagina 732-735 en het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 714-744. Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 740. Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 742. Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 743. Pagina 674. Pagina 717. Het ontnemingsrapport [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 2] , pagina 743.