ECLI:NL:RBGEL:2014:6651 Rechtbank Gelderland , 20-10-2014 / 05/840548-14
Samenvatting
Op 20 oktober 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, bijgestaan door advocaat mr. E. Klijn. De verdachte werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen (NS) op 21 mei 2014 op het perron van Arnhem Centraal.
De tenlastelegging omvatte verschillende gewelddadige handelingen, waaronder duwen, schoppen, bijten en beledigende uitlatingen gericht tegen vijf NS-medewerkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij het geweld, dat begon toen een van de medewerkers de verdachte verzocht om niet te roken op het perron. Dit leidde tot een escalatie waarbij de verdachte en haar medeverdachten de medewerkers aanvielen.
De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De verklaringen van de slachtoffers, ondersteund door medische rapporten, bevestigden de geweldshandelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld.
De officier van justitie eiste een werkstraf van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en benadrukte de ernst van het feit, gezien de rol van de slachtoffers als publieke functionarissen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde de gevraagde werkstraf op.
Daarnaast hebben de benadeelde partijen schadevergoeding gevorderd. De rechtbank wees de vorderingen van de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gedeeltelijk toe, waarbij elk slachtoffer € 100,00 werd toegewezen. De vordering van [slachtoffer 3] werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks was veroorzaakt door de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld en dat de opgelegde straf en schadevergoeding passend waren, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de rol van de NS-medewerkers in het incident.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
De rechtbank Gelderland heeft vier vrouwen met leeftijden tussen 20 en 29 jaar uit Nijmegen veroordeeld voor het plegen van openlijk geweld tegen vier medewerkers van de NS. De rechtbank heeft aan de vrouwen een werkstraf opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van de vrouwen in het geweld, maar ook met de omstandigheid dat het optreden van de NS-medewerkers naar het oordeel van de rechtbank heeft bijgedragen aan de escalatie van het incident. Verder moeten de vrouwen aan alle vier medewerkers van de NS € 100,- schadevergoeding betalen.
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/840548-14 Datum zitting : 06 oktober 2014 Datum uitspraak : 20 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam: [verdachte] geboren op: [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres: [adres] plaats: [woonplaats]
raadsman: mr. E. Klijn, advocaat te Arnhem.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 mei 2014 te Arnhem met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op perron 8/9 van het (trein)station Arnhem Centraal, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten een of meer medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen, waaronder [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (allen belast met toezicht op orde en veiligheid op treinstations), welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
-
duwen en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam van voormelde [slachtoffer 1] en/of krabben op/in de arm van die [slachtoffer 1] en/of rukken/trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en/of
-
bijten in de (onder)arm van voormelde [slachtoffer 2] en/of rukken/trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
-
meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen in/op/tegen en/of in de richting van het kruis van die [slachtoffer 2] en/of
-
krabben in/op de armen van voormelde [slachtoffer 4] en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of
-
schoppen/trappen/stoten in/op/tegen en/of in de richting van het kruis van die [slachtoffer 4] en/of
-
knijpen in de (boven)arm van voormelde [slachtoffer 5] en/of (krachtig) rukken en/of trekken aan de haren van die [slachtoffer 5] en/of bijten in en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] en/of
-
filmen van het door verdachte en/of haar mededader(s) uitgeoefende geweld en/of
-
met luide stem en/of stemverheffing roepen van de woorden: "kankermongool" en/of "hufters" en/of "klootzakken" en/of "kankerlijder" en/of "kankerjood" en/of "kutwijf" en/of "ik film jullie allemaal klootzakken" en/of "kutwijf je moet van haar afblijven", althans (telkens) woorden van gelijke gewelddadige en/of beledigende aard en/of strekking.
2 Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 06 oktober 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E. Klijn, advocaat te Arnhem.
Namens de benadeelde partijen is ter terechtzitting verschenen mw. S. van den Bogaard, schadebehandelaar NS Reizigers B.V. Zij vertegenwoordigt de benadeelde partijen: [slachtoffer 1]; [slachtoffer 2]; [slachtoffer 3]; [slachtoffer 4]; [slachtoffer 5].
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3.De beslissing inzake het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 21 mei 2014 op het treinstation in Arnhem.
[medeverdachte 1] droeg een spijkerbroek, zwart shirt en een wit colbert, [medeverdachte 2] droeg een spijkerbroek, meerkleurig shirt en een roze vest, verdachte droeg een donkere broek, een wit shirt en een wit vestje en [medeverdachte 3] droeg een donkere broek, groen shirt en een kort donker colbert.
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, aangezien niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld. Er kan niet worden vastgesteld dat zij een wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
[slachtoffer 1], hoofdconductrice bij de NS, heeft verklaard dat één van de jongedames op het perron 8/9 geen gehoor gaf aan haar aanwijzing om elders op het perron te gaan roken.
Door NS-medewerker [slachtoffer 2] is verklaard dat hij probeerde een vrouw op het perron van het treinstation Arnhem-Centraal staande te houden, waarbij zij hem tweemaal tegen zijn kruis heeft getrapt. Vervolgens heeft [slachtoffer 2] samen met zijn collega geprobeerd om deze vrouw onder controle te krijgen, waarna de vrouw hem heeft gebeten in zijn onderarm.
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij door de vrouw die hij probeerde te boeien is gekrabd aan zijn armen en zij diverse malen heeft getracht haar knieën in zijn kruis te plaatsen, waarbij zij telkens zijn bovenbeen raakte. Voorts heeft [slachtoffer 4] verklaard dat de betreffende vrouw hem vervolgens heeft uitgescholden voor onder meer: “kankerhond, kankerlijer, kanker Jood”. De vrouw bleef zich verder ook verzetten door met haar voeten in zijn richting te trappen.
NS-medewerkster [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij door de vrouw die werd vastgehouden in haar bovenarm is geknepen. Daarbij hoorde zij dat de vrouw riep “kutwijf”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld en acht zij bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld. Nu ten aanzien van [slachtoffer 3] geen geweldshandelingen hebben plaatsgevonden en de enkele handeling van het filmen geen geweldshandeling betreft noch heeft bijgedragen aan het geweld, zal de rechtbank verdachte van deze bestanddelen vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij op 21 mei 2014 te Arnhem met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats te weten op perron 8/9 van het treinstation Arnhem Centraal, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten een of meer medewerkers van de Nederlandse Spoorwegen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
-
duwen en schoppen en/of trappen tegen het lichaam van voormelde [slachtoffer 1] en krabben op de arm van die [slachtoffer 1] en rukken/trekken aan de haren van die [slachtoffer 1] en
-
bijten in de onderarm van voormelde [slachtoffer 2] en trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 2] en
-
meermalen, schoppen en/of trappen tegen en in de richting van het kruis van die [slachtoffer 2] en
-
krabben in de armen van voormelde [slachtoffer 4] en schoppen en/of trappen tegen en in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 4] en
-
schoppen/trappen in de richting van het kruis van die [slachtoffer 4] en
-
knijpen in de bovenarm van voormelde [slachtoffer 5] en rukken en/of trekken aan de haren van die [slachtoffer 5] en
-
met luide stem en/of stemverheffing roepen van de woorden: "kankermongool" en "hufters" en "klootzakken" en "kankerlijer" en "kankerjood" en "kutwijf" en "kutwijf je moet van haar afblijven".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Het feit is strafbaar.
5 De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6 De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit, waarbij het gaat om personen belast met een publieke taak. Voorts heeft de officier van justitie de rol van verdachte in het geweld meegewogen en de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op et uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 september 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan het in vereniging geweld plegen tegen vier medewerkers van de NS met een publieke taak. Daarbij heeft verdachte bijvoorbeeld aangeefster [slachtoffer 1] geduwd en aan het haar naar de grond toe getrokken en aangeefster [slachtoffer 5] geduwd en uitgescholden. Gelet op deze grove mate van geweld en het pijn en/of letsel dat daardoor bij de NS-medewerkers is veroorzaakt, maakt dat de rechtbank verdachte het feit zwaar aanrekent.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte niet recent voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het optreden van de NS-medewerkers heeft bijgedragen aan escalatie van het incident – zij hadden immers kunnen volstaan met het opmaken van een proces-verbaal ter zake van het roken op een niet-rokers locatie op het perron; in plaats daarvan echter werd verdachte [medeverdachte 3] met veel machtsvertoon en geweld overmeesterd en pakte aangeefster [slachtoffer 1] de telefoon van verdachte -, maakt dit nog niet dat verdachte en haar medeverdachten mochten handelen zoals zij gedaan hebben. Wel zal de rechtbank hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank met de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 100 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld heeft doorgebracht passend en geboden.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit.
Gevorderd wordt een bedrag van:
- [slachtoffer 1]: € 400,00;
- [slachtoffer 2]: € 750,00;
- [slachtoffer 3]: € 292,00;
- [slachtoffer 4]: € 300,00;
- [slachtoffer 5]: € 400,00.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen hoofdelijk kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn, waarbij is aangevoerd dat er geen angst bij de NS-medewerkers kan hebben bestaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.
Aan de benadeelde partijen is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. De rechtbank acht de impact van het incident op de NS-medewerkers voldoende onderbouwd en aannemelijk, waarbij het ook gaat om een grove mate van geweld met handelingen die pijn en/of letsel hebben veroorzaakt. Dit is onder meer aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Gelet echter op hetgeen bij de oplegging van de straf over de rol van de NS-medewerkers bij het incident is overwogen, zal de rechtbank de schade naar maatstaven van billijkheid begroten op € 100,00 per NS-medewerker. De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de overige delen van de vorderingen, omdat een nadere beoordeling van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou meebrengen.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
7 De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf 40 (veertig) uren niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op
50 (vijftig) dagenwaarvan
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 2 (twee) uren, zijnde 1 (één) dag hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 100,00 (honderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 100,00 (honderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 4] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 4], te betalen € 100,00 (honderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 4] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 5] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 5], te betalen € 100,00 (honderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 5] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5], te betalen € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door: mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2014.