ECLI:NL:RBDHA:2017:13735 Rechtbank Den Haag , 27-11-2017 / AWB 17/14161 e.v.
Samenvatting
Op 14 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van vier Afghaanse verzoekers, te weten [persoon A], [persoon B], [persoon C] en [persoon D], vertegenwoordigd door mr. A.W. Eikelboom. De verzoekers hadden een verblijfsvergunning aangevraagd op basis van het recht op familieleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze aanvragen werden op 7 februari 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E.P.C. van der Weijden, afgewezen. De bezwaren tegen deze afwijzingen werden op 30 augustus 2017 ongegrond verklaard.
Op 1 september 2017 hebben de verzoekers beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening om hun uitzetting te voorkomen totdat er een uitspraak in hun beroepsprocedures zou zijn gedaan. De zitting vond plaats op 13 november 2017, waarbij de verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de staatssecretaris op 8 november 2017 had aangekondigd de verzoekers op 15 november 2017 aan de Italiaanse autoriteiten te willen overdragen. De rechter benadrukte dat het niet treffen van de voorlopige voorziening zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, vooral omdat het ging om een gezin met minderjarige kinderen die bij uitzetting van elkaar gescheiden zouden worden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de verzoekers om de uitspraak in hun beroepsprocedures in Nederland af te wachten zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris bij de uitzetting. Daarom werd de verzochte voorlopige voorziening toegewezen, wat inhield dat de uitzetting van de verzoekers werd verboden totdat er een uitspraak was gedaan in de beroepsprocedures.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoekers, die op € 990,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M.M. Meijers, in aanwezigheid van griffier mr. M.D. Gunster. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
Voorlopige voorziening ter voorkoming van uitzetting
Uitspraak
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/14161, AWB 17/14163, AWB 17/14165 en AWB 17/14167
uitspraak van 14 november 2017 in de zaak tussen
geboren op [geboortedatum] 1960,
Geboren op [geboortedatum] 1990, en
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).
Procesverloop
Bij besluiten van 7 februari 2017 heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het doel “familieleven op grond van artikel 8 EVRM” afgewezen.
De hiertegen gerichte bezwaren zijn bij besluiten van 30 augustus 2017 ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen deze besluiten op 1 september 2017 beroep ingesteld (AWB 17/14160, AWB 17/14162, AWB 17/14164 en AWB 17/14166) en tevens de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen ter voorkoming van de door verweerder voorgenomen uitzetting totdat op het beroep is beslist.
De behandeling ter zitting van de verzoeken heeft plaatsgevonden op 13 november 2017. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers spoedeisend belang hebben als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu verweerder op 8 november 2017 kenbaar heeft gemaakt voornemens te zijn verzoekers op 15 november 2017 over te dragen aan de Italiaanse autoriteiten.
2. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Gezien de voorgenomen uitzetting op 15 november 2017 zal het niet treffen van de verzochte voorlopige voorziening leiden tot de situatie waarin verzoekers worden overgedragen aan Italië terwijl deze rechtbank nog geen uitspraak heeft gedaan in de connexe beroepsprocedures. Nu het hier gaat om een gezin met minderjarige kinderen die bij uitzetting van elkaar gescheiden zullen worden, de uitzetting onomkeerbare gevolgen heeft, de behandeling van de beroepen over niet al te lange tijd, te weten op 18 januari 2018, plaatsvindt en verder niet is gebleken van feiten en omstandigheden waarom de overdracht niet op een latere datum, na de uitspraak in beroep, alsnog kan plaatsvinden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekers om de uitspraak in hun beroepsprocedures in Nederland af te mogen wachten zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij de uitzetting op 15 november 2017.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de verzochte voorlopige voorzieningen te treffen, inhoudende dat uitzetting van verzoekers wordt verboden totdat in de connexe beroepsprocedures uitspraak is gedaan.
5. De verzoeken worden toegewezen.
6. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekers hebben gemaakt. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 990,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met wegingsfactor 1 en een waarde per punt van € 495,- ).
Beslissing
-
wijst de verzoeken toe in die zin dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat op de beroepen met kenmerken AWB 17/14160, AWB 17/14162, AWB 17/14164 en AWB 17/14166 is beslist; en
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.