ECLI:NL:RBBRE:2011:BR0303 Rechtbank Breda , 04-07-2011 / 02/994512-11
Samenvatting
Op 3 juli 2011 werd [verdachte] aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van opzettelijke brandstichting op 5 januari 2011 bij Chemie-Pack Nederland BV in Moerdijk. De rechter-commissaris heeft echter geoordeeld dat er op dat moment geen redelijk vermoeden van schuld bestond tegen [verdachte].
De brand op 5 januari 2011 leek te zijn ontstaan door het gebruik van open vuur om bevriezingsproblemen aan een membraampomp op te lossen. Deze informatie kwam pas naar voren na verhoren van andere verdachten en getuigen op 1, 2 en 3 juli 2011. De officier van justitie had op basis van deze nieuwe feiten [verdachte] kunnen aanhouden, maar er moest wel sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld aan de brandstichting.
De rechter-commissaris constateerde dat er in het verleden weliswaar twee keer met open vuur bevriezingsproblemen waren opgelost, maar er was geen bewijs dat [verdachte] hiervan op de hoogte was of dat hij betrokken was bij de handelingen die tot de brand leidden. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat hij opdracht had gegeven tot de verboden handeling of feitelijk leiding had gegeven aan de brandstichting.
Gezien deze overwegingen concludeerde de rechter-commissaris dat de officier van justitie [verdachte] niet als verdachte had mogen aanmerken voor het strafbare feit van opzettelijke brandstichting. De inverzekeringstelling werd daarom als onrechtmatig beoordeeld, en de rechter-commissaris beval de onmiddellijke invrijheidstelling van [verdachte]. Deze beschikking werd gegeven op 4 juli 2011 door mr. W. Toekoen in Breda.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
De aanhouding en inverzekeringstelling op zondag 3 juli 2011 van de drie leidinggevenden van Chemie-Pack is onrechtmatig. Dat is het oordeel van de rechter-commissaris in Breda. Volgens de rechter-commissaris is er geen redelijk vermoeden van schuld voor opzettelijke brandstichting.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA Sector strafrecht
rc-nummer : 11/1201 parketnummer : 02/994512-11
Beschikking van de rechter-commissaris in strafzaken inzake de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling (artikel 59a van het Wetboek van Strafvordering)
inzake verdachte
naam: [verdachte] voornamen: [naam] geboren op: [geboortedatum] te [geboorteplaats] woonplaats: [woonplaats] adres : [adres]
Overwegend [verdachte] is op 3 juli 2011 aangehouden en in verzekering gesteld op grond van de verdenking dat hij zich op 5 januari 2011 schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. De rechter-commissaris is van oordeel dat ten aanzien van [verdachte] op grond van de op 3 juli 2011 beschikbare informatie niet blijkt van een redelijk vermoeden van schuld dat hij zich aan dit strafbaar feit schuldig zou hebben gemaakt.
Vaststaat dat er in het bedrijfspand van Chemie-Pack Nederland BV te Moerdijk op 5 januari 2011 brand is ontstaan. Inmiddels kan worden gezegd dat het erop lijkt dat de brand vermoedelijk is ontstaan door het gebruik van open vuur voor het oplossen van bevriezingsproblemen aan de membraampomp op het open middenterrein van Chemie-Pack. Dat hiervan sprake lijkt te zijn is pas duidelijk geworden na verhoren van een aantal verdachten en getuigen op 1, 2 en 3 juli 2011. Op grond van deze informatie, die aangemerkt kan worden als een nieuw feit of omstandigheid, was de officier van justitie op zich wel gerechtigd om [verdachte], die eerder was aangehouden voor andere strafbare feiten, nadat hij voor die feiten was vrij gelaten, aan te houden voor een ander strafbaar feit, in dit geval opzettelijke brandstichting op 5 januari 2011. Hierbij is dan van wel van belang dat er sprake moet zijn van een redelijk vermoeden van schuld aan opzettelijke brandstichting.
Uit de door de officier van justitie overgelegde stukken is de rechter-commissaris gebleken dat in het verleden wel eens (tweemaal in een tijdsbestek van vijf jaren) met open vuur bevriezingsproblemen aan de membraampomp zijn opgelost. De rechter-commissaris is echter niet gebleken van indicaties dat [verdachte] hiervan op de hoogte was of kon zijn. Er kan daarom in redelijkheid niet worden geoordeeld dat [verdachte] op 5 januari 2011 opdracht had gegeven tot de gestelde verboden handeling (met open vuur bevriezingsproblemen aan de membraampomp oplossen) of dat hij daaraan feitelijk leiding had gegeven. Op grond hiervan is de rechter-commissaris dan ook van oordeel dat de officier van justitie [verdachte] op 3 juli 2011 in redelijkheid niet als verdachte had kunnen of mogen aanmerken voor het genoemde strafbaar feit. Daarom had [verdachte] op die dag voor dat feit niet mogen worden aangehouden. Op grond van het voorgaande dient de inverzekeringstelling van [verdachte] als onrechtmatig te worden beoordeeld.
Beslissing De rechter-commissaris oordeelt de inverzekeringstelling onrechtmatig en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van [verdachte].
Deze beschikking is gegeven te Breda d.d. 4 juli 2011 door mr. W. Toekoen