Semantius logo
Semantius
Uitspraken
ECLI:NL:RBAMS:2020:290

ECLI:NL:RBAMS:2020:290 Rechtbank Amsterdam , 23-01-2020 / 8020861 CV EXPL 19-18940
Civiel recht

Semantius verrijkingen

Samenvatting

In het vonnis van de Rechtbank Amsterdam, zaaknummer 8020861 CV EXPL 19-18940, heeft de kantonrechter op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hogenhout Opslag & Logistiek B.V. (eiseres in conventie) en Langerhuize B.V. (gedaagde in conventie). De zaak betreft een transport van diepvriesmaaltijden dat door Hogenhout in opdracht van Langerhuize werd uitgevoerd.

De feiten zijn als volgt: op 27 oktober 2017 heeft Hogenhout een partij diepvriesmaaltijden vervoerd naar Marfo, maar tijdens het uitladen viel de lading, waardoor deze niet werd geaccepteerd en teruggestuurd naar Langerhuize. Na controle bleek de lading nauwelijks bruikbaar, waarna Langerhuize de bestelling opnieuw produceerde en verpakte. Op 3 november 2017 vervoerde Hogenhout de nieuwe lading, maar ook deze viel gedeeltelijk tijdens het uitladen en werd afgekeurd. Langerhuize bracht vervolgens een schadebedrag van € 7.264,40 in verrekening met de transportkosten die zij aan Hogenhout verschuldigd was.

Hogenhout accepteerde deze verrekening niet en schakelde haar verzekeraar TVM in. TVM verzocht Langerhuize om relevante informatie, maar de partijen konden het niet eens worden over de schadeomvang en de restwaarde van de gevallen lading.

Hogenhout vorderde betaling van Langerhuize, terwijl Langerhuize in reconventie Hogenhout aansprakelijk stelde voor de schade. Hogenhout betwistte de verrekening en voerde aan dat de schade door Langerhuize onvoldoende was onderbouwd en dat de toepasselijke algemene voorwaarden een beroep op verrekening uitsloten. Langerhuize stelde dat de schade door Hogenhout was veroorzaakt en dat de verjaring niet van toepassing was.

De kantonrechter oordeelde dat de kwaliteitseisen voor maaltijden voor luchttransport zeer streng zijn en dat de gevallen lading daardoor vrijwel geen waarde meer had. Hogenhout werd aansprakelijk gesteld voor de schade veroorzaakt door haar chauffeur. De rechter erkende het recht van Langerhuize op verrekening, maar beperkte de schadevergoeding tot € 3.400,- op basis van de wettelijke limiet van € 3,40 per kilo lading. De overige schadeposten die Langerhuize had opgevoerd, waren onvoldoende onderbouwd.

Uiteindelijk werd de vordering van Hogenhout toegewezen tot een bedrag van € 3.864,40, inclusief incassokosten van € 488,56. De reconventionele vordering van Langerhuize werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Soortgelijke uitspraken

ECLI:NL:GHSHE:2023:2245
Civiel recht > Verbintenissenrecht
11-07-2023
In het arrest van 11 juli 2023 van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zaaknummer 200.298.318/01, staat de rechtszaak tussen [XXX] Logistic Service B.V. (appellante) en [ZZZ] Logistics V.O.F. (geïntimeerde) centraal. De zaak betreft een...
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3505
Civiel recht
05-04-2013
In de zaak tussen de besloten vennootschappen [B.V. A] en [B.V. G] heeft het Gerechtshof te Leeuwarden op 19 april 2011 een arrest gewezen in hoger beroep. [B.V. A] was in hoger...
ECLI:NL:GHARL:2021:10591
Civiel recht
16-11-2021
Op 16 november 2021 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest uitgesproken in de zaak tussen Opzeeland Logistics B.V. en [geïntimeerde1] B.V. en de gezamenlijke erven van [geïntimeerde2]. Het geschil ontstond na het...
ECLI:NL:RBGEL:2021:7254
Civiel recht > Verbintenissenrecht
11-01-2022
In het vonnis van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 22 december 2021, zijn de partijen Mooy Forwarding & Logistics B.V. (hierna Mooy) en Mooij Forwarding & Logistics SP Z.O.O. (hierna Mooij Polen)...
ECLI:NL:GHSHE:2022:3087
Civiel recht
07-09-2022
In het arrest van 6 september 2022 van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zaaknummer 200.285.643/01, staat de rechtszaak tussen [X] Transport (appellante) en [de B.V.] (geïntimeerde) centraal. De zaak betreft een geschil over schade...

Tijdslijn

Er is nog door niemand een tijdslijn gegenereerd.
Log in of maak een gratis account om een tijdslijn te kunnen genereren.
Oorsponkelijke uitspraak

Inhoudsindicatie

Langerhuize BV, een leverancier van diepvriesmaaltijden in vliegtuigen, moet het logistieke bedrijf Hogenhout BV nog ruim 3.800 euro aan transportkosten betalen.

Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 8020861 CV EXPL 19-18940 vonnis van 23 januari 2020 (bij vervroeging)

**Vonnis van de kantonrechter **

Inzake:

Hogenhout Opslag & Logistiek B.V. gevestigd te Amstelveen eiseres in conventie verweerster in reconventie gemachtigde: mr. T.A. van Meer

t e g e n

Langerhuize B.V. gevestigd te Amstelveen gedaagde in conventie eiseres in reconventie gemachtigde: mrs. J.H.M. Spanjaard (Facily LAW) en R.L.G. Odekerken (bedrijfsjurist).

Partijen worden hierna aangeduid als Hogenhout en Langerhuize.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 27 augustus 2019, met producties;
  • conclusie van antwoord/eis, met producties;
  • instructievonnis van 5 december 2019;
  • comparitie van partijen van 13 januari 2020, bij welke gelegenheid Hogenhout de vordering tegen de meegedagvaarde Coöperatie Langerhuize U.A. heeft ingetrokken;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

In conventie en in reconventie

Feiten

1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:

1.1. Hogenhout heeft in opdracht van Langerhuize op 27 oktober 2017 het transport uitgevoerd van een partij diepvriesmaaltijden bestemd voor Marfo (Martinair Food) in Lelystad.

1.2. Bij het uitladen van de pallet met diepvriesmaaltijden door de chauffeur van Hogenhout is de lading gevallen en daarom niet geaccepteerd door Marfo, maar teruggestuurd naar Langerhuize.

1.3. Langerhuize heeft de geretourneerde lading gecontroleerd en daarbij geconstateerd dat daarvan nauwelijks nog iets bruikbaar was. Zij heeft de bestelling van Marfo opnieuw geproduceerd en verpakt.

1.4. Op 3 november 2017 heeft Hogenhout de nieuwe lading vervoerd naar Marfo. Bij het uitladen door de chauffeur van Hogenhout is opnieuw (een deel van) de lading gevallen en afgekeurd.

1.5. Langerhuize heeft ter zake van de schade als gevolg van een en ander een bedrag van € 7.264,40 in verrekening gebracht met de door haar aan Hogenhout verschuldigde transportkosten.

1.6. Hogenhout heeft dit beroep op verrekening niet geaccepteerd en heeft de zaak in handen gegeven van haar verzekeraar TVM.

1.7. Bij brief van TVM van 13 april 2018 heeft TVM Langerhuize verzocht om:‘alle relevante informatie d.w.z. een transportopdracht, handelsfacturen eventuele restwaarde en mailverkeer inzake het terugroepen van de goederen.’ Dit onder vermelding van: ‘Op basis van de thans beschikbare informatie kunnen wij de zaak niet verder in behandeling nemen’.

1.8. Langerhuize heeft hierop gereageerd per e-mail van 6 juni 2018 met de mededeling dat het in totaal 514 maaltijden met een gemiddeld gewicht van ongeveer 1 kilo (ktr: inclusief verpakking) dus in totaal 500 kilo betreft, welke drie keer is geleverd en twee keer geweigerd. Langerhuize gaat ervan uit dat dit voldoende informatie is om de zaak verder af te handelen. Er zijn geen foto’s of andere bewijsmaterialen. Verder stelt Langerhuize zich op het standpunt dat het niet aan haar is om dit af te handelen met de verzekeraar, maar aan Hogenhout.

1.9. Ondanks verdere correspondentie zijn partijen het niet eens geworden over de omvang van de schade en de eventuele restwaarde van de gevallen lading.

Vorderingen en verweren

2. Hogenhout vordert Langerhuize te veroordelen tot betaling van € 7.264,40 in hoofdsom, € 1.089,66, althans € 738,20 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, alles met veroordeling van Langerhuize in de kosten van het geding.

3. Hogenhout stelt daartoe onder meer dat Langerhuize geen recht heeft om het bedrag van € 7.264,40 in verrekening te brengen, omdat de schade door haar onvoldoende is onderbouwd en omdat de toepasselijke algemene voorwaarden een beroep op verrekening uitsluiten. Hogenhout wijst op een e-mail van Langerhuize van 22 januari 2018, waarin staat dat de levering een gewicht had van 375 kilo in plaats van 500. Verder wijst Hogenhout erop dat de schade op grond van artikel 8:1105 BW en het in dat artikel bedoelde Besluit is gelimiteerd tot € 3,40 per kilo lading. Bovendien is de tegenvordering van Langerhuize inmiddels verjaard. Op grond van artikel 8:1711 BW geldt immers een verjaringstermijn van één jaar.

4. Langerhuize verweert zich tegen de vordering van Hogenhout en voert aan dat het hier een lading diepvriesmaaltijden voor aan boord van een vliegtuig betreft, waarmee geen risico kan worden genomen. De eerste gevallen lading is geretourneerd en daarna gecontroleerd en gesorteerd. Voor zover er nog iets bruikbaar was, valt de restwaarde weg tegen de kosten van de met een en ander gemoeide werkzaamheden. De beschadigde lading is vernietigd. Langerhuize is van mening dat TVM over voldoende informatie kon beschikken om de zaak af te handelen. Algemene voorwaarden zijn volgens haar niet van toepassing, omdat zij daarmee niet heeft ingestemd en de voorwaarden niet ter hand zijn gesteld. Indien de voorwaarden van toepassing zouden zijn, dan is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onder de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar om een beroep op een verrekeningsverbod te doen. De verjaring is gestuit. De tekortkoming van Hogenhout is onomkeerbaar en heeft tot schade voor Langerhuize geleid. Dit levert een kostenpost op van € 5.553,23 exclusief btw en een kostenpost van € 660,- exclusief btw. De bijkomende kosten, waaronder koeriersdiensten en extra producten bedragen € 566,20. Voor het totaal van € 7.264,40 inclusief btw heeft Langerhuize aan Hogenhout een factuur gedateerd 31 oktober 2017 toegestuurd. Voor zover het beroep op verrekening niet zou slagen, vordert Langerhuize in reconventie Hogenhout te veroordelen tot betaling van € 7.264,40, met wettelijke rente.

Beoordeling

5. De kantonrechter stelt voorop dat het evident is dat maaltijden voor aan boord van een vliegtuig aan strenge kwaliteitseisen moeten voldoen. Als een lading van dergelijke maaltijden bij het aflossen van de laadklep valt en beschadigd raakt, dan moet redelijkerwijze worden aangenomen dat deze niet of nauwelijks nog waarde heeft. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de eventuele restwaarde zeer gering was en niet opwoog tegen de kosten van de werkzaamheden gemoeid met de verwerking van de afgekeurde en geretourneerde ladingen. Hogenhout heeft niet betwist dat zij voor de schade als gevolg van de fouten van haar chauffeur bij het lossen aansprakelijk is. Dit betekent dat Langerhuize zich voor deze schade met recht op verrekening heeft kunnen beroepen. Dat recht is niet verjaard. Daar staat tegenover dat Hogenhout met recht heeft aangevoerd dat de schade op grond van de wet is gelimiteerd tot € 3,40 per kilo lading. Uitgaande van de onder 1.8 genoemde 500 kilo (de e-mail van 22 januari 2018 beschouwt de kantonrechter als een vergissing) maal twee bedraagt de te vergoeden schade dan € 3.400,-. In zoverre slaagt het beroep op verrekening. Hogenhout heeft pas in het kader van deze procedure een beroep gedaan op een verbod van verrekening op grond van de volgens haar toepasselijke voorwaarden. Dat moet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geacht. De vraag of die voorwaarden van toepassing zijn geworden, kan dus in het midden blijven. De overige schadeposten als vermeld in de factuur d.d. 31 oktober 2017 heeft Langerhuize tegenover de betwisting door Hogenhout onvoldoende onderbouwd. In zoverre faalt het beroep op verrekening en dient de tegenvordering van Langerhuize te worden afgewezen.

6. De slotsom is dat de vordering in conventie zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.864,40 in hoofdsom. De daarover toewijsbare incassokosten bedragen € 488,56. Voor toewijzing van rente daarover is onvoldoende gesteld. De reconventionele vordering zal worden afgewezen.

7. Bij deze uitslag past een compensatie van proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:

In conventie

veroordeelt Langerhuize om aan Hogenhout € 3.864,40 aan hoofdsom te betalen en € 488,56 aan incassokosten;

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af;

In reconventie

wijst de vordering af;

In conventie en in reconventie

compenseert de kosten van het geding aldus dat partijen elk de eigen kosten dragen.

Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.