ECLI:NL:GHARL:2022:3828 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden , 16-05-2022 / 21-004463-20
Samenvatting
Op 16 mei 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1967, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, specifiek de motorclub [motorclub 1] MC. Het hof heeft het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de verdachte werd veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar.
De tenlastelegging omvatte deelname aan een organisatie die zich bezighield met verschillende misdrijven, waaronder diefstal, afpersing, bedreiging, zware mishandeling en drugshandel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als leider van de organisatie heeft gefunctioneerd van 1 februari 2014 tot 14 juli 2016. De motorclub had een duidelijke hiërarchische structuur en de verdachte speelde een centrale rol in de organisatie, die zich kenmerkte door geweld en intimidatie.
De verdediging voerde aan dat de verdachte niet betrokken was bij criminele activiteiten en dat hij zich had gedistantieerd van de misdrijven die door de club werden gepleegd. Het hof verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte wel degelijk een leidende rol had binnen de organisatie en dat hij op de hoogte was van de criminele activiteiten die plaatsvonden. De organisatie had als oogmerk het plegen van misdrijven, en de verdachte droeg bij aan de uitvoering van deze misdrijven door zijn leiderschap en invloed.
Het hof benadrukte dat de motorclub zich binnen de gewelddadige cultuur van de zogenaamde '1%-motorclubs' bevond, en dat de verdachte een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ondermijnende activiteiten van de organisatie. De gepleegde misdrijven hadden een aanzienlijke impact op de slachtoffers, die vaak uit angst voor represailles geen aangifte durfden te doen.
Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie, en zijn eerdere veroordelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, wat het hof passend achtte gezien de omstandigheden en de impact van de criminele activiteiten op de samenleving. De uitspraak benadrukt de noodzaak om hard op te treden tegen criminele organisaties en de leiders daarvan.
Soortgelijke uitspraken
Tijdslijn
Inhoudsindicatie
Het hof legt een gevangenisstraf op van 3 jaren aan verdachte, die gedurende ruim tweeënhalf jaar, samen met anderen, leiding heeft gegeven aan de motorclub No Surrender. Binnen No Surrender behoorden het plegen van intimidatie, (ernstig) geweld en handel in verdovende middelen tot de gebruikelijke gang van zaken. No Surrender is daarmee een criminele organisatie. De gepleegde strafbare feiten hebben een enorme impact gehad op en hebben grote angst veroorzaakt bij de slachtoffers. Verdachte vervulde binnen No Surrender een centrale positie. Hij is mede bepalend geweest voor het bestaan en de voortdurende uitbreiding van No Surrender. Onder zijn leiding heeft de No Surrender gefloreerd. Verdachte heeft daarmee van meet af een significante bijdrage geleverd aan de ondermijnende activiteiten van de organisatie. Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van 3 jaren meer recht doet aan de centrale rol van verdachte binnen de criminele organisatie.
Uitspraak
Afdeling strafrecht Parketnummer:21-004463-20 Uitspraak d.d.:16 mei 2022 TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2020 met parketnummer 18-830081-18 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 en 21 maart 2022 en 16 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoeken op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. L. de Leon en raadsman mr. S. Schuurman naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 13 november 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het als leider en/of bestuurder deelnemen aan een criminele organisatie veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(Onderzoek Harka)
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot 1 september 2016 in Nederland, als leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie ( [motorclub 1] MC), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en/of
- afpersing, en/of
- dwang, en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het misdrijf gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, en/of
- zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde 'bad standings' en/of sancties van [motorclub 1] MC,) en/of
- het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- het al dan niet bedrijfsmatig telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en/of
- het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Verdachte staat terecht voor de verdenking dat hij leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie, [motorclub 1] MC. Verdachte heeft dit feit in eerste aanleg en in hoger beroep ontkend.
De raadslieden hebben vrijspraak van verdachte bepleit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van een organisatie met het plegen van misdrijven als oogmerk. Verdachte heeft het plegen van misdrijven juist proberen tegen te gaan en heeft zich daarvan gedistantieerd. Daarnaast dient een strikte scheiding te worden gemaakt tussen [motorclub 1] in het Noorden en de rest van [motorclub 1] . Verdachte kan niet worden aangemerkt als ‘deelnemer’ in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) of als leider als bedoeld in artikel 140, derde lid, Sr.
De advocaat-generaal concludeert, overeenkomstig haar op de zitting van het hof overgelegde schriftelijk requisitoir, tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Aan de hand van de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen,
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Het hof stelt voorop dat onder 'organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van die organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
De motorclub [motorclub 1] wordt op 15 februari 2013 opgericht door onder andere verdachte. De oprichters van [motorclub 1] zijn uit onvrede bij motorclub [motorclub 2] weggegaan en een eigen motorclub gestart. Er zijn gelijk vier chapters (afdelingen), en wel in [plaats 1] , [plaats 2] , [plaats 3] en [plaats 4] . De groei in leden ging enorm snel. Dagelijks komen er in die tijd mensen bij.
Na de oprichting in 2013 neemt het aantal leden snel toe. Verdachte naar eigen zeggen: “Maar we zaten in no time op een enorme hoeveelheid. Dat was onvoorstelbaar. Dat was best wel een ding waar ik dagelijks mee bezig was.”.
De club is opgedeeld in chapters met ieder een eigen president aan het hoofd. Bij alle chapters van [motorclub 1] wordt gewerkt met verschillende rangen, met bijbehorende taken. Op landelijk niveau zijn er drie rangen: Generaal (deze rang is voorbehouden aan oprichter verdachte), Captain en Nomad. De personen met deze rangen vormen samen de Nationals. Zij maken geen deel uit van een chapter en staan in hiërarchie boven de presidenten van de chapters. De Nationals bepalen het beleid bij [motorclub 1] en sturen de club wereldwijd aan.
Op 12 november 2013 wordt binnen [motorclub 1] besloten dat 10 leden een nieuw prospect chapter [plaats 5] vormen. Medeverdachte [medeverdachte 2] is sinds oktober 2013 president van dit chapter.
Uit op verschillende plaatsen in het land aangetroffen administratie blijkt dat er al in 2013 op nationaal niveau vergaderingen worden gehouden binnen [motorclub 1] , waarin wordt afgestemd en normen worden gesteld die vervolgens aan de chapters worden opgelegd.
Verdachte verklaart dat er in zijn tijd ook al 25 à 30 chapters van [motorclub 1] in Nederland waren. Er was één logo en er werd een hesje ontwikkeld. In reactie op een opmerking van een verhoorder dat het document genaamd “MC weetjes” er in de tijd van verdachte al wel was, verklaart verdachte dat [motorclub 1] “natuurlijk wel een motorclub is”. Ook was er sprake van een soort landelijk beleid. Daarentegen kon de president van een chapter bijvoorbeeld wel zelf bepalen op welke dag er clubavonden waren. Het nemen van een tatoeage van [motorclub 1] werd als verplichting ingevoerd om lid te worden.
Uit diverse verslagen van vergaderingen volgt dat al in 2013, maar ook in 2014 en 2015 duidelijk wordt gemaakt dat men verdachte als Generaal niet lastig moet vallen met problemen. Verdachte zegt zelf dat de communicatie binnen de club (en zeker wat problemen betreft) via de juiste kanalen moet verlopen.
In de presidentenvergadering van 3 december 2013 wordt besproken dat de overheid (justitie en de gemeente) het voor [motorclub 1] in [plaats 7] moeilijk maakt. Verdachte reageert hierop met: “Regel altijd alle locaties zonder horecavergunning”.
In 2013 deelt verdachte binnen de club mee dat de harde kern van voetbal hooligans van diverse clubs worden voorgesteld. Zij zullen volgens verdachte vertellen dat zij binnen [motorclub 1] wel met elkaar overweg kunnen. In 2014 wordt gezegd dat alle hooligans van alle clubs welkom zijn bij [motorclub 1] .
Verdachte bepaalt in 2015 dat een miljonair of voetballer – in ieder geval iemand met vermogen – zijn colors kan kopen voor € 25.000,-. Hij wordt dan een special member. Van het bedrag van € 25.000,- gaat € 20.000,- naar de National kas en € 5.000,- naar de clubkas.
In januari 2014 wordt in de media bekendgemaakt dat [medeverdachte 1] de overstap maakt van motorclub [motorclub 2] naar [motorclub 1] .
In een OVC-gesprek in maart 2016 wordt besproken dat de Generaal alles zelf wil doen en regelen, dat hij alles onder controle wil houden, dat hij genomen besluiten terugdraait. Ook wordt gezegd dat hij alleen heerst en dat sprake is van een dictatuur.
Getuige [getuige 1] verklaart dat verdachte “de grote baas” en de hoogste in rang was. Hij stond boven iedereen; volgens [getuige 1] was dat in 2019 nog steeds zo. In mei/juni 2016 hing er nog een plakkaat in het clubhuis [plaats 8] , waarin verdachtes foto bovenaan hing. In de wandelgangen werd ook gezegd dat verdchte nog steeds de leiding had. Er werd gezegd dat verdachte nog steeds bij [motorclub 1] zat, maar dat ze zouden doen alsof hij de motorclub had verlaten. [getuige 1] verklaart over verdachte: “Iedereen van wie hij vond dat hij verantwoording aan hem verschuldigd was, was verantwoording aan hem verschuldigd” en: “Iedereen met een hoge functie, een kaderfunctie, had contact met [verdachte] ”. [medeverdachte 1] had regelmatig overleg met verdachte.
Er werd bovendien verantwoording afgelegd naar de hogere rangen binnen de hiërarchie van [motorclub 1] en uiteindelijk aan verdachte.
In juli 2016 is op een OVC-opname in het clubhuis in [plaats 8] te horen dat aan nieuwe leden deze hiërarchie wordt uitgelegd. Als eerste wordt verdachte als Generaal genoemd, die nog steeds door de club als Generaal wordt gerespecteerd en aangesproken. Bij het arriveren van de Generaal of Captains staat iedereen op en gaat naar ze toe om ze te groeten. Hangarouds en prospects gaan ook naar kaderleden toe om ze te groeten. Dit groeten vindt plaats volgens de rangorde: de hoogste in rang wordt als eerste gegroet.
In de opvolging en waarneming van verdachte is ook voorzien. In de presidentenvergadering van 3 maart 2015 is medegedeeld wie de club zal leiden indien verdachte “om een of andere reden niet meer aanwezig zal zijn in de club”. Daarbij wordt ook aangegeven wie er als intermediair zal optreden naar verdachte toe.
Van autonoom opererende chapters die niet gebonden zijn aan de regels van [motorclub 1] is, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, geenszins sprake. Zoals uit het voorgaande en navolgende zal blijken, wordt de club van meet af aan juist sterk hiërarchisch aangestuurd en wordt door de Nationals – met sancties – ingegrepen als de chapters het niet zo nauw nemen met de centraal ingevoerde regels. Noch is sprake van een strikte scheiding tussen het Noorden en het Zuiden, in die zin dat sprake is van twee autonome, afzonderlijk van elkaar optredende organisaties. Er vindt immers voortdurend onderling overleg en afstemming plaats tussen de leiders in landelijke vergaderingen maar ook daarbuiten.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachten, die allen hebben behoord tot de hoogste leiding van [motorclub 1] , in de tenlastegelegde periode.
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat de organisatie de uitsluitende bedoeling heeft om misdrijven te plegen,
Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel “oogmerk” zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
In deze zaak heeft de organisatie volgens de tenlastelegging met name het oog op twee specifieke categorieën van misdrijven: het plegen van gewelds- en vermogensdelicten in het kader van de ‘bad standing’ en het plegen van overtredingen van de Opiumwet. Het hof zal zich bij de beoordeling van dit feit daarom beperken tot deze tenlastegelegde categorieën van misdrijven. Ook betrekt het hof net als de rechtbank een aantal criminogene factoren in zijn overwegingen.
Binnen [motorclub 1] hebben de leden zich te houden aan veel voorschriften en geschreven en ongeschreven gedragsregels, die streng worden gehandhaafd. Daarvoor is een uitgebreid sanctiestelsel in het leven geroepen, met straffen variërend van het terugplaatsen in rang (“terugsnijden”), het betalen van een boete tot het in ‘bad standing’ uit de club zetten van leden. De bad standing is de zwaarste sanctie.
In de presidentsvergadering van 4 november 2014 zijn regels en bijbehorende sancties aan de chapters voorgeschreven.
Wanneer een bad standing is gegeven, wordt dat blijkens de inbeslaggenomen notulen gemeld. In 2015 wordt blijkens de notulen de chapters gezegd dat in e-mails enkel moet worden gezegd dat iemand de club heeft verlaten.
Uit verschillende bewijsmiddelen blijkt dat bij een bad standing een boete moet worden betaald. Dit is op nationaal niveau bepaald en opgelegd aan de chapters. Zo wordt in presidentsvergaderingen in december en februari 2014 besproken dat de boete bij bad standing 5.000 euro bedraagt, welk bedrag in de nationale kas moet worden gestort. Daarbij wordt gemeld dat de Nationals hebben bepaald dat deze richtlijn [motorclub 1] -breed (ook in het buitenland) geldt. Later wordt deze boete achteraf omgezet in een instapfee die de club inhoudt wanneer het lid de club verlaat.
De sanctie bad standing wordt al in vergaderingen in 2013, 2014 en 2015 besproken. Bij een bad standing moet een Nomad aanwezig zijn, zo volgt uit de presidentenvergadering van 8 oktober 2013. Bij een financieel belang zorgt de president dat dit wordt afgehandeld. In de presidentenvergadering van 2 december 2014 wordt door ‘ [naam] ’ gezegd dat wanneer iemand een bad standing wil geven, er eerst even met de nomad moet worden overlegd. Ook moet worden aangegeven welke sanctie is opgelegd. Op het moment dat een sanctie is betaald, zal deze direct naar de nationale kas gaan. ‘ [naam] ’ deelt mee dat bij het verlaten van de club vanaf de rang hangaround 2 een sanctie staat van € 5.000,-, dit is een richtlijn en dient als afschrikmiddel. [naam] zegt ook dat de presidenten niet zomaar akkoord moeten gaan met een good standing en dat bij twijfel overlegd moet worden met de nationals. Wie teruggesneden is, kan de club niet verlaten en ook niet overstappen naar een ander chapter. Het enige wat dan nog mogelijk is om de club met een bad standing te verlaten met een sanctie van € 5.000,-.
In 2015 wordt een instapfee van € 2.500,- geïntroduceerd. Uit een OVC-gesprek van 8 oktober 2015 volgt dat verdachte van “alle problemen van justitie” af wil. Er wordt gezegd dat verdachte ook weg wil hebben dat bij een bad standing de motor wordt afgepakt of iemand in elkaar wordt geslagen. Diegenen die dat moeten doen, die komen met justitie in de problemen en dat is voor justitie “een stok om mee te slaan”. In plaats daarvan moet elke nieuwe member € 2.500,- betalen en wanneer ze weggaan, houdt de club dat geld. Dat geld heeft de club dan al binnen en dan is het klaar. Voor de huidige leden geldt dit niet, daarover wordt gezegd: “die ouwen.. (ntv) we nog in mekaar slaan”. Later in dit gesprek wordt concreet besproken dat [persoon 4] een bad standing krijgt. [medeverdachte 1] zegt hierover: “Hij mag vanavond nog kiezen. Hij mag de motor inleveren en oprotten als hij bevestigd heeft wat hij tegen hem gezegd heeft. Die andere jongen trappen we eruit (…) die heeft toch niks”, waarop [betrokkene 2] reageert dat ze geen motors meer mogen innemen. [medeverdachte 1] zegt: “Valt onder de oude regeling dus bad standing betekent gewoon een portie klappen en wegwezen.”
Uit een verslag van een presidentenvergadering van 2 februari 2016 volgt dat verdachte mededeelt dat de instapfee van € 2.500,- wordt aangepast naar € 250,- per maand gedurende één jaar of € 2.500,- ineens. In de presidentenvergadering van 15 maart 2016 wordt gezegd dat € 250,- per maand een respectvolle inleg is en dat er geen problemen meer zijn achteraf. Besproken wordt dat het aantal hangarounds wel afneemt, maar dat dit uit een oogpunt van voorzichtigheid beter is.
Blijkens een OVC-gesprek van maart 2016 zegt [betrokkene 1] dat de bad standing “niet meer bestaat”: iedereen die de club in komt moet € 2.500,- betalen, dus als iemand de club uitgaat is er geen bad standing: “krijg je een hand en hoeft die 2500 euro niet meer betaald te worden en kan je gewoon je motor meenemen.” [betrokkene 1] vertelt dat er niets meer gestolen wordt. Hij zegt dat verdachte wel een punt had. [persoon 1] zegt nog wel dat ‘ [naam] ’ zijn hesje afgepakt moet worden.
Uit het dossier blijkt dat naast het betalen van een geldboete een bad standing in de praktijk ook gepaard ging met verschillende misdrijven, zoals (bedreiging met) geweld. Ook worden daarbij – als alternatief voor of aanvulling op de te betalen boete – goederen, zoals motoren, afgenomen van leden.
Een bad standing houdt in dat je je hesje in moet leveren, je krijgt klappen, je moet geld betalen, je auto of motor wordt afgepakt, je gezin wordt bedreigd en je mag geen contact meer hebben met leden van [motorclub 1] . Een bad standing gaat ook altijd gepaard met geweld, aldus [getuige 1] .
De Nomads zijn onder andere verantwoordelijk voor het ophalen van geld bij mensen, onder andere bij mensen die uit de club zijn gezet met bad standing. Geweld wordt daarbij niet geschuwd, aldus [getuige 6] .
Uit notulen van vergaderingen volgt dat landelijk besloten wordt in 2015 dat ingenomen hesjes bij chapter Rotterdam moeten worden ingeleverd. Minder bedeelde leden kunnen vervolgens een van deze hesjes kopen voor € 100,-. De opbrengst hiervan gaat naar de staatskas.
Dat een bad standing reeds vanaf 2013 plaatsvonden en in de praktijk gepaard gaat met het plegen van misdrijven blijkt uit meerdere zich bij de bewijsmiddelen bevindende verklaringen van slachtoffers van een bad standing in combinatie met de inhoud van verschillende OVCgesprekken.
Verdachte meldt in de presidentenvergadering van 8 oktober 2013 dat [persoon 2] en ‘ [naam] ’ ( [plaats 10] ) met bad standing de club hebben verlaten.
[getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit [motorclub 1] is gezet. Hij heeft hierbij klappen gekregen en zijn jasje is afgepakt met daarin de sleutel van een huurauto.
Uit het dossier volgt dat [getuige 4] heeft verklaard op 7 mei 2014 te worden afgeperst door de captain van [motorclub 1] in [plaats 11] . [getuige 4] werd gebeld en hem werd gezegd dat er een boete van € 10.000,- op staat als je de club verlaat. Wanneer [getuige 4] € 500,- betaalde werd er niet meer over gesproken.
[persoon 5] is in augustus 2014 met bad standing uit de club gezet door [betrokkene 3] in het bijzijn van meerdere [motorclub 1] leden. Zijn vestje werd uitgetrokken en hem werd verteld dat hij € 5.000,– moest betalen en zijn motor moest inleveren. Hij besloot mee te werken uit angst dat hem anders iets werd aangedaan. [betrokkene 3] gaf andere leden de opdracht om met [persoon 5] mee te gaan om zijn motor af te pakken. Zijn motor, die bij de garage stond ter reparatie, is door anderen opgehaald en overgeschreven op naam van [betrokkene 3] .
President [persoon 6] krijgt in november 2014 een bad standing.
Op 11 november 2014 meldt [persoon 7] zich bij de politie in [plaats 12] . In het weekend voor 11 november 2014 is hij uit de club gezet en is hij bedreigd en is hem verteld dat hij € 15.000,- moet betalen.
President [persoon 8] (bijnaam: ‘ [naam] ’) [persoon 8] wordt in december 2014 met een bad standing uit [motorclub 1] gezet. Op 28 december 2014 wordt de auto van zijn ex-vrouw in brand gestoken. Prospect [betrokkene 4] wordt op heterdaad betrapt en heeft de brandstichting bekend. [betrokkene 4] bekende de brandstichting aan President [persoon 8] en gebruikte daarbij diens bijnaam ' [naam] ' en zei dat hij de brand had gesticht in opdracht van chapter [plaats 13] . Op 29 december 2014 wordt blijkens de OVC-opname door [medeverdachte 1] gezegd dat ‘ [naam] ’ een bad standing heeft gekregen. [medeverdachte 1] heeft hem twee dingen laten afhandelen en toen moest hij “wegwezen”, aldus [medeverdachte 1] .
In de herfst van 2015 heeft ‘ [naam] ’ een bad standing gekregen, waarbij in opdracht van verdachte een Hotrod en een vrachtwagen is afgepakt. De vrachtwagen is aan [naam] teruggegeven, maar verdachte heeft de hotrod gehouden, aldus [persoon 10] .
[getuige 6] wordt in 2016 uit de club gezet met een bad standing. Hij wordt hierbij geslagen en geschopt door [motorclub 1] leden [betrokkene 5] en [betrokkene 6] . Via whatsapp wordt [getuige 6] vervolgens medegedeeld dat hij € 2.500,- moest betalen. Meerdere keren wordt [getuige 6] via een whatsapp bericht gesommeerd om af te spreken om het geld te betalen. Hij heeft op meerdere momenten € 500,- en nog een keer € 400,- en € 200,- betaald. Er bleef om geld gevraagd worden. Bij één van deze afspraken heeft [betrokkene 5] [getuige 6] ter hoogte van zijn keel beetgepakt. [getuige 6] is uit angst voor de [motorclub 1] leden naar de politie gestapt.
[persoon 12] is met een bad standing uit [motorclub 1] gezet. In het kader van deze bad standing zijn spullen afgenomen. Dit vond volgens [getuige 1] plaats in opdracht van [betrokkene 2] . [getuige 1] heeft spullen die van [persoon 12] waren afgenomen in het kader van zijn bad standing in ontvangst genomen. Ook kreeg hij van [betrokkene 2] de opdracht om bij [persoon 12] ’ moeder de autopapieren op te halen.
In maart 2016 wordt de bad standing van [persoon 13] besproken.
In maart 2016 is op de OVC-opname in het clubhuis in [plaats 8] te horen dat [persoon 14] met een bad standing uit [motorclub 1] wordt gezet. Hij krijgt meerdere klappen in de memberroom. [medeverdachte 1] vertelt [persoon 14] dat hij zijn neus moet schoonmaken en vertelt later over “die neus” die “aan barrels is”.
Op 6 mei 2016 is captain [persoon 10] door de [motorclub 1] leden die hij kent als ‘ [naam] ’, ‘ [naam] ’, [naam] en [persoon 1] meegenomen naar een bos. [persoon 10] was op de begrafenis van [motorclub 1] -lid [naam] . In het bos is [persoon 10] geslagen en geschopt tot hij zijn bewustzijn verloor. [persoon 10] is vervolgens in het ziekenhuis opgenomen met een gebroken oogkas, gebroken kaak, een ontbrekende kies, twee gebroken ribben, een gebroken bovenbeen, knie en kuitbeen, een schouder die uit de kom is en mogelijk een gescheurde lever. Tijdens zijn ziekenhuisopname werd [persoon 10] bezocht door vier [motorclub 1] leden. [persoon 10] werd gezegd dat hij moest doen alsof hij een ongeluk met zijn motor had gehad. Met de telefoon van [persoon 10] werd een bericht op Facebook geplaatst, waaruit dit motorongeluk zou blijken.
Het hof constateert op grond van het voorgaande dat bij een bad standing een duidelijk patroon zichtbaar is van gewelddadig en/of bedreigend gedrag, uitgeoefend door leden van en in de naam van [motorclub 1] . Daarbij kregen de slachtoffers van bad standing een boete opgelegd en moesten ze hun motor, telefoon en/of hesje en/of andere spullen onder bedreiging inleveren. Op welke wijze de opbrengst van de bad standings ten goede van de club kwam werd op nationaal niveau besproken. De slachtoffers van een bad standing durfden vaak geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Gelet hierop concludeert het hof dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging en (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade.
Het gebruik van drugs door leden in de clubhuizen van [motorclub 1] werd algemeen aanvaard en werd gereguleerd en gefaciliteerd door de club. Zo is president [betrokkene 8] van chapter [plaats 8] in juli 2017 veroordeeld voor handel in speed en cocaïne in het clubhuis in [plaats 8] .
Uit het bij een doorzoeking in maart 2017 inbeslaggenomen ‘Reglement NSFFNS’ volgt dat schriftelijk is voorgeschreven dat gedurende de periode van een nieuw lid van Hangaround 1 tot Full Member er geen drugs wordt gebruikt, maar dat in overleg met het kader van het chapter hiervan kan worden afgeweken.
Ook blijkt uit het dossier dat individuele leden van [motorclub 1] zich bezighielden met drugshandel. Uit het dossier blijkt dat er gedurende de gehele tenlastegelegde periode leden, ook hoger in rang geplaatste leden als presidents of nomads, uit verschillende chapters zich bezighielden met en/of zijn aangehouden en/of veroordeeld voor bezit, invoer of handel in verdovende middelen.
Zo verklaart [getuige 4] in mei 2014 dat ze vanuit chapter [plaats 11] cocaïne bij de dealers in de stad willen brengen. Het gaat daarbij over een halve tot een kilo cocaïne.
In een OVC-gesprek van 13 juni 2015 wordt door [medeverdachte 5] (Nomad) en president [betrokkene 8] gesproken over (vaste) prijzen en de kwaliteit van speed.
Een coffeeshop in [plaats 14] wordt in augustus 2015 door 4 [motorclub 1] leden bezocht. Eén van deze personen, [persoon 15] , zou 4 kilo hennep hebben geleverd maar niet zijn betaald. Het zou gaan om een bedrag van € 20.000,- en er werd gedreigd met geweld.
In maart 2016 is een productieplaats voor synthetische drugs aangetroffen in [plaats 15] (in Limburg). Bij de inval door de politie zijn twee [motorclub 1] leden aangetroffen.
De leiding van de organisatie weet van de handel in en/of het bezit van drugs door de leden, maar treedt daar niet tegen op. Integendeel: de leiding wil er controle over houden. Leden wordt ingeprent dat de captains over het plegen van strafbare feiten geïnformeerd moeten worden.
Uit een OVC-gesprek in januari 2015 volgt dat [medeverdachte 3] een [motorclub 1] lid dat binnen zijn eigen chapter dealt de volgende keuze krijgt: “Daar ga je mee stoppen. En anders gaat het in overleg.” Hem wordt in ieder geval duidelijk gemaakt dat hij beter niet samen kan handelen met [naam] die in het verleden heeft vastgezeten voor de handel in hennep. [medeverdachte 3] is er duidelijk in dat ze het onder controle willen houden, “anders komt er wildgroei” en zegt over andere jongens in [plaats 7] die ook “al bezig” waren, dat zij ook afdragen. In een vergadering later op die avond benadrukt [medeverdachte 1] dat iedereen zijn eigen jongens “onder controle” moet houden. [medeverdachte 1] zegt dat justitie de club in de gaten zal blijven houden. Hij zegt vervolgens: “Wij moeten zorgen dat wij onder elkaar op de hoogte houden, en elkaar beschermen dat is het allerbelangrijkste”. [betrokkene 7] (captain Europe) herhaalt de volgende afspraak nog eens: “als er handel gedreven wordt dan wordt het hier gemeld” en [medeverdachte 1] beaamt dat.
Uit OVC-gesprekken in mei 2015 tussen onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] blijkt bijvoorbeeld dat lid [persoon 9] een bad standing krijgt nadat hij in Engeland bleek te zijn gepakt met 17 kilo cocaïne, omdat hij niemand binnen de club had laten weten waar hij mee bezig was.
Dat drugshandel niet alleen op eigen initiatief van de leden, maar ook vanuit de leiding van de club wordt gestart en voortgezet blijkt onder andere uit een OVC-gesprek uit februari 2015 waarin [medeverdachte 3] praat over coke en pillen, het met elkaar opzetten van een goede organisatie, percentages voor elk chapter, het “eruit gooien van oude dealers” en er zelf gaan zitten.
In januari 2016 wordt [motorclub 1] lid [persoon 16] erop aangesproken dat hij zijn hennepkwekerij niet uit handen heeft gegeven aan een van de andere leden. Er wordt tegen hem gezegd: “Waarom geef je het niet uit handen aan 1 van je broers. Ik wil, ik weet gewoon als je het uit handen had gegeven aan mij had je gewoon gedraaid. Je laat.. je gunt eigenlijk niemand van de club wat.”. Er wordt ook gezegd: “er zijn mensen met kennis hier” en “je kunt godverdomme geld verdienen. Je had geld kunnen verdienen. Nu is die ruimte op jongen. Zonde. Echt zonde”.
In maart 2015 spreekt [betrokkene 7] met [persoon 17] (full member) en een onbekende man over prijzen, grammen en zakjes. [betrokkene 7] zegt tegen [persoon 17] : “jij als press zijnde is er dan verantwoordelijk voor, dus als chapter zijnde pakje 12,5 euro op een zakje dat je verkoopt, totaal, en na die tijd betalen, dus je hoeft zelf niet te investeren.” [betrokkene 7] zegt verder nog: “kijk, alles loopt officieel via mij. Dus ik moet altijd, en ik breng dat natuurlijk door naar de cap he.(…) Dus als er gehandeld wordt, moeten we...”, waarop de onbekende man toevoegt: “sowieso om de chapter heen”. [betrokkene 7] spiegelt [persoon 17] voor dat er aan het begin van de clubavond eentje komt, een aantal zakjes aan hem geeft en dat [persoon 17] gewoon bij hem afrekent aan het einde van de avond. [betrokkene 7] zegt dat ze nu “echt goed spul” krijgen en dat ze het zo doen dat elke chapter zelf gaat verkopen en dan € 12,50 per zakje pakken waardoor je “gewoon leuke omzet hebt”. De president is verantwoordelijk, maar moet het natuurlijk niet zelf gaan doen.
In andere opgenomen gesprekken wordt er geld geteld en gesproken over een verdeling waarbij onder meer [medeverdachte 1] een deel krijgt. In het OVC-gesprek van 15 augustus 2015 is hoorbaar dat [betrokkene 7] zegt: “Jullie krijgen allemaal 100 en [medeverdachte 1] en ik 100”. De suggestie om het te delen door 4 wordt door [betrokkene 7] weggewuifd. Te horen is dat [betrokkene 7] geld aan het tellen is en dat hij zegt dat er pillen geleverd zijn. Bij het tellen van het geld gaat [betrokkene 7] nog even voor de zekerheid na of het deel van [medeverdachte 1] er ook bij zit. [betrokkene 7] zegt dat hij donderdag 10.000 pillen nodig heeft.
Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat sprake was van in- en uitvoer van drugs naar het buitenland, en wel van/naar Suriname, Duitsland, Engeland en Denemarken.
In het OVC-gesprek van 6 juni 2015 wordt door [betrokkene 7] en [betrokkene 8] gesproken over Engeland in relatie tot drugs.
In juli 2015 wordt door [persoon 17] en [betrokkene 7] weer gesproken, dit keer over grammen, prijzen, pillen en verkoop naar het buitenland. [persoon 17] zegt dat het begint te lopen. Een onbekende man stelt in dit gesprek voor om speed te kopen in Rotterdam, niet bij de chapter maar van een kennis. Ze kopen nu in voor dezelfde prijs. [betrokkene 7] noemt ook nog een prijs voor verkoop naar het buitenland. [betrokkene 7] adviseert om niet met speed te beginnen, omdat daar weinig winstpercentage op zit. [persoon 17] spreekt nog over een “connectie in Engeland” en oppert dat misschien die de doorvoer kan doen.
In een OVC-gesprek van 16 juli 2015 is te horen dat [betrokkene 7] in gesprek is met een Duits sprekende man die te weinig zou hebben betaald. De Duits sprekende man zegt in dit gesprek dat hij nog € 100,- of € 150,- aan captain [medeverdachte 1] moet geven. [betrokkene 7] zegt tegen de man dat de eerder afgesproken prijzen normale prijzen zijn voor Duitsland, en dat in die prijs al iets voor [medeverdachte 1] in zit. De Duitssprekende man moet het geld aan captain [betrokkene 7] geven en hij geeft het aan captain [medeverdachte 1] . Een onbekende man zegt: “dan is alles in orde. Voordat er stress komt tussen Duitsland en ons, ik wil dat niet.”
Op 14 januari 2016 spoelt de vissersboot de ‘ [naam boot] ’ aan bij [plaats 16] met in het ruim 1000 kilogram cocaïne aan boord. Uit het strafrechtelijk onderzoek volgt dat deze cocaïne voor de Belgische kust is overgezet op de ‘ [naam boot] ’ vanaf het schip de ‘ [naam schip] ’ die vanuit Paramaribo, Suriname kwam. Captain [persoon 18] was één van de opvarenden.
[getuige 1] verklaart dat chapter [plaats 7] de drugslijn met chapter Denemarken moest opzetten. Chapter [plaats 7] moesten de grondstof voor MDMA leveren, anders werd Denemarken boos. Ze vroegen [getuige 1] ingrediënten te leveren. Verdachte ondersteunde dit plan met Denemarken.
In het Noorden werd met afgunst gekeken naar het Zuiden. Het Noorden kon niet verkroppen dat het Zuiden “zoveel geld verdiende met het maken van XTC”. De Noorderlingen waren sloebers, aldus [getuige 1] .
Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op het opzettelijk overtreden van de Opiumwet.
Het plegen van de hiervoor bedoelde misdrijven werd gefaciliteerd door de (structuur binnen de) organisatie.
[motorclub 1] plaatst zichzelf naar het oordeel van het hof binnen de gewelddadige cultuur van de zogenoemde ‘1%-motorclubs’, ook wel Outlaw Motor Gangs (OMG’s) genoemd. De term 1% MC is ontstaan nadat een van de American Motorcyclist had gezegd dat 99% van de motorrijders zich aan de wet hield en dat de problemen slechts werden veroorzaakt door 1% van de motorrijders, de zogenaamde outlawsbikers. Het begrip ‘1%-er’ werd hierna een geuzennaam voor de motorclubs die zich met de betreffende categorie motorrijders identificeerden en zichzelf beschouwden als de ‘echte’’MC's.
Verdachte verklaart tegenover de politie dat 1 % betekent dat je je afkeert van de maatschappij.
Uit het dossier komt naar voren dat de club zich ‘naar buiten toe’ niet als 1%-MC wil profileren en pretendeert geen 1%-MC te zijn, vanwege de negatieve gevolgen die dat kan hebben. Zo zegt [betrokkene 9] in juli 2016 in een OVC-gesprek: “Het is niet zo dat we altijd in het gareel meelopen. Het is niet zo dat we overal maar als hondjes eh… Ons gedragen en moeten gedragen. Maar we gaan niet door de beugel, in de zin van, we gaan niet promoten dat we een 1% club zijn. Want dat geeft alleen maar extra negativiteit”.
Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat in de praktijk [motorclub 1] zich wel als 1% motorclub profileert en zich daar ook mee associeert.
Al in 2013 is in notulen te lezen dat verdachte zegt dat België het 1%-teken mag dragen. In een latere vergadering in 2013 zegt verdachte dat in Nederland vooralsnog het 1%-teken niet wordt gedragen.
De clubcultuur en de clubregels zijn erop gericht zoveel mogelijk uit het zicht van politie en justitie en andere buitenstaanders te blijven en de opsporing van strafbare feiten te bemoeilijken.
Eén van de meest in het oog springende beginselen van de organisatie is, naast broederschap, de zwijgplicht die geldt voor alle leden op straffe van bad standing. De zwijgplicht is, zo legt [betrokkene 9] , consigliere en daarmee ‘opleider’
Uit OVC-opnames
Ten slotte vindt op meerdere manieren afscherming plaats: zo mogen telefoons niet meegenomen worden in de memberroom of moeten ze in ieder geval worden uitgeschakeld
Verder zijn binnen [motorclub 1] PGP-telefoons gebruikt voor de onderlinge communicatie.
In november 2014 wordt in het clubhuis in [plaats 8] gesproken over dat er straks € 2.000,- opzij wordt gezet voor een PGP telefoon. Daar wordt naartoe gewerkt, zodat er “safe” gemaild kan worden met elkaar. Er mag niks meer over de telefoon komen, wordt gezegd.
[medeverdachte 1] spreekt in het OVC-gesprek van 11 augustus 2016 over het sturen van codes naar de nationals bij calamiteiten, waarbij deze codes “over de gewone telefoon” worden gestuurd.
In mei 2016 hebben [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] het ook over een PGP-telefoon en hoe deze werkt. Ze hebben kennelijk een instructie bij de hand, lezen deze voor en proberen met twee wachtwoorden ( [wachtwoord] en [wachtwoord] ) een apparaat te ontgrendelen.
[betrokkene 7] krijgt blijkens het OVC-gesprek van 15 augustus 2015 in het kader van de handel in drugs een telegram-bericht met een gecodeerde boodschap.
Al deze factoren zijn naar het oordeel van het hof redelijkerwijs niet anders te verklaren dan als middel om criminele activiteiten te verhullen en de opsporing en de bewijsbaarheid daarvan te bemoeilijken.
Het hof is van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade en het opzettelijk overtreden van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze misdrijven gepleegd, gepland en/of besproken werden binnen het clubverband. Volgens vaste percentages werden de inkomsten van strafbare feiten verdeeld over de kaderleden van de club.
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven, ook niet wanneer het gaat om misdrijven van uiteenlopende aard.
Van alle verdachten kan worden gezegd dat zij als leiders hebben deelgenomen aan een criminele organisatie. Elk van de verdachten had een hoge rang binnen [motorclub 1] , wat hen macht en gezag gaf. Zij hadden het, gelet op hun rang en functie, met elkaar feitelijk voor het zeggen binnen de club en presenteerden zich ook zo naar de leden. Verdachten voerden regels in waaraan chapters en individuele leden zich moesten houden, en zagen er bovendien intensief op toe dat deze regels strikt werden gehandhaafd. Zij waren in de positie om individuele leden dwingende aanwijzingen te geven en sancties op te leggen als deze niet werden opgevolgd.
Verdachte was lid van de door het hof bovenomschreven organisatie. Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte aanvankelijk als medeoprichter van [motorclub 1] en vervolgens in de rang van ‘Generaal’ de centrale leiding over de organisatie heeft gehad gedurende een aantal jaren. Verdachte was bepalend in zijn rol, aan hem werd verantwoording afgelegd door lageren in rang, zoals bijvoorbeeld medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte gaf toestemming voor clubgerelateerde beleidszaken als een wijziging in de leiding van de organisatie. Verdachte leidde de organisatie strak. Er werd zelfs gesproken van een dictatuur en er werd gezegd dat hij met zichzelf stond te vergaderen. Hij heeft een positie binnen [motorclub 1] verworven waarbij alle leden niet alleen groot ontzag voor hem hadden, maar ook móesten hebben.
Het hof volgt verdachte niet in zijn verweer dat hij met de oprichting van [motorclub 1] niet meer dan een kleine club beoogde vorm te geven waarbinnen enkel met motoren werd getoerd. Illustratief voor de insteek die verdachte van meet af aan heeft gehad, is het binnenhalen van leden, bijvoorbeeld meerdere voetbalhooligans of oud-leden van andere motorclubs. Het hof kan het werven onder die doelgroep niet rijmen met het door verdachte beweerdelijk beoogde doel. De mededeling van verdachte als generaal bij een vergadering dat alle clublocaties zonder horecavergunning dienen te worden geregeld, duidt er bovendien op dat zijn insteek van meet af aan is geweest een motorclub te willen leiden waarin niet conform de bestaande regels werd gehandeld. Sterker nog: ondermijnend gedrag werd juist gepromoot bij de leden.
Illustratief voor de ondermijnende insteek van verdachte met betrekking tot [motorclub 1] is de mededeling van verdachte dat België 1 % is.
Het hof volgt verdachte evenmin in zijn verklaring en het verweer dat hij met de nieuwe in 2015 door hem voorgestelde opzet van de bad standing ten tijde van zijn leiderschap afstand heeft willen doen van de staande onrechtmatige praktijk van bad standing. Die praktijk bestond eruit dat beëindiging van het lidmaatschap gepaard ging met diefstal of afpersing waarbij vaak sprake was van geweld en/of bedreiging daarmee.
Het hof duidt de door verdachte gewijzigde opzet juist geheel anders.
Uit het OVCgesprek van 8 oktober 2015 volgt dat verdachte van “alle problemen met justitie” door de bad standings af wilde. Het hof houdt het ervoor dat verdachtes enige beweegreden is geweest de problemen met justitie voor te zijn door niet pas achteraf leden een bedrag onrechtmatig af te nemen, maar dit reeds aan de voorkant te regelen. Het hof stelt vast dat verdachte ook na de door hem beweerdelijk voorgestelde koerswijziging als leider van de organisatie bleef fungeren, terwijl in de praktijk van de beëindiging van het lidmaatschap bad standings (gepaard gaande met geweld en/of diefstal) bleven voorkomen. De “nieuwe werkwijze” was immers alleen van toepassing op nieuwe leden. Voor hen die reeds lid waren, gold nog de oude werkwijze bestaande uit geweld en/of diefstal. Het hof plaatst de in de notulen opgenomen mededelingen dat de Generaal niet met clubzaken moet worden lastig gevallen in de voorstelbare wens van verdachte geen wetenschap te willen hebben van elke opgetreden onrechtmatigheid binnen de organisatie van [motorclub 1] , die steeds omvangrijker werd. Verdachte heeft daarover zelf immers het volgende verklaard: “Er waren destijds vergaderingen en het onderwerp bad standing kwam steeds weer naar voren. Ik kreeg er op een gegeven moment gewoon hoofdpijn van. Er kwamen steeds meer presidenten naar me toe en die vertelden me wat er allemaal fout ging in de club. De vergaderingen duurden ook steeds langer, dezelfde onderwerpen bleven maar terugkomen. U houdt mij voor dat u in de notulen van een vergadering heeft gelezen dat niet langer gezeur aan mijn kop wilde omtrent clubzaken. Dat klopt”.
Weliswaar werd er wel opgetreden tegen individuele leden, maar dat was dan omdat zij zich bezighielden met strafbare feiten zonder de leiding daarover te informeren, of omdat zij op andere wijze de club schade toebrachten. Door verdachte is aangevoerd dat hij zelf geen betrokkenheid heeft gehad bij het plegen van drugsgerelateerde feiten. Zoals hiervoor al is overwogen, is voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie niet vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven, ook niet wanneer het gaat om misdrijven van uiteenlopende aard. Verdachte was – zo blijkt uit de bewijsmiddelen – in ieder geval op de hoogte van de bad standings en het geweld en/of de diefstallen die daarmee gepaard gingen. Aan het verweer van de verdediging dat verdachte niet tevens weet had of zelf betrokken was bij drugsgerelateerde feiten, gaat het hof – gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad – dan ook voorbij. Dat ten tijde van het leiderschap van verdachte door leden van de organisatie drugsgerelateerde feiten werden gepleegd, dat dit ook door de organisatie werd gefaciliteerd en dat het oogmerk van de organisatie derhalve mede was gericht op het plegen van dergelijke feiten, blijkt genoegzaam uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot een op het plegen van misdrijven gericht samenwerkingsverband en dat hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen die mede strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. Daarom is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en komt het hof tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte vanaf 1 februari 2014 tot 14 juli 2016 als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 februari 2022 is verdachte op 14 juli 2016 immers in voorlopige hechtenis genomen in de strafzaak met parketnummer 02-811160-13. Uit meerdere bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte in ieder geval tot 14 juli 2016 als Generaal leiding is blijven geven, ook al heeft hij naar de buitenwereld aangegeven te zijn gestopt. Illustratief is dat verdachtes foto in 2017 nog – boven alle andere kaderleden was geplaatst – in het clubhuis in [plaats 8] en dat zoals hierboven omschreven [medeverdachte 1] verantwoording aan hem bleef afleggen. [medeverdachte 1] heeft daarover immers in juni 2016 gezegd dat hij dagelijks in contact met verdachte stond en dat hij tevreden was over de manier waarop de club bestuurd werd.
De verdediging heeft bij pleidooi alsnog een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan. Het hof acht het van belang in dit verband het volgende op te merken. De raadslieden hebben de verdachte reeds in eerste aanleg verdachte bijgestaan. Na het instellen van het hoger beroep heeft er een regieronde plaatsgevonden, waarbij de raadslieden in de gelegenheid zijn gesteld onderzoekswensen in te dienen. De raadslieden hebben dat ook gedaan. Het hof heeft bij tussenarrest een aantal verzoeken ook toegewezen. In die regieronde hebben de raadslieden echter niet verzocht de getuigen te horen waar de bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting gedane voorwaardelijke verzoeken op zien. De raadslieden waren, gelet op hun betrokkenheid in eerste aanleg, reeds voorafgaand aan het instellen van het hoger beroep goed op de hoogte van de inhoud van het dossier en de bewijsconstructie van de rechtbank. Desalniettemin heeft de verdediging ervoor gekozen niet bij de regieronde het verzoek te doen de betrokken getuigen te horen, maar daarmee te wachten tot het pleidooi. Het hof kan deze gang van zaken en keuze van de verdediging niet begrijpen. Door het hof voor het eerst tijdens de inhoudelijke behandeling, maanden na de regieronde en de toegewezen verhoren bij de raadsheer-commissaris, te confronteren met verzoeken had verdachtes strafproces maandenlange vertraging kunnen oplopen. De recente, zogenaamde Keskin-jurisprudentie, had hiertoe dan aanleiding gegeven. Het hof merkt op dat de Keskinjurisprudentie daarvoor niet is bedoeld. Het hof betreurt dat de verzoeken, nadat er ruimschoots de mogelijkheid is geweest de verzoeken op een eerder moment in te dienen, op de laatste zittingsdag voor het eerst door de verdediging bij pleidooi naar voren zijn gebracht.
Het hof gaat over tot de beoordeling van de voorwaardelijke verzoeken.
Allereerst heeft de verdediging verzocht om [persoon 19] als getuige te horen in verband met geweldshandelingen die tegen hem zouden zijn gepleegd. Nu het hof deze geweldshandelingen niet zal bezigen voor het bewijs, is aan de door de verdediging gestelde voorwaarde voor dit verzoek niet voldaan. Het hof wijst het voorwaardelijke verzoek af.
Ten tweede heeft de verdediging verzocht om [persoon 4] als getuige te horen in verband met zijn bad standing. Het hof acht het horen van [persoon 4] niet noodzakelijk. De verdediging heeft haar ondervragingsrecht kunnen uitoefenen, aangezien deze getuige op 31 januari 2019 bij de rechter-commissaris is gehoord in het bijzijn van mr. De Leon, de raadsman van verdachte, is gehoord. De verdediging van verdachte heeft de gelegenheid gehad tot het stellen van vragen. Bij die gelegenheid heeft de verdediging deze getuige ook daadwerkelijk vragen gesteld. Het hof ziet in de onderbouwing geen noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuige, noch ziet het hof daartoe zelf de noodzaak toe. Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek af.
De verdediging heeft ten derde verzocht om [persoon 20] als getuige te horen in verband met zijn bad standing. Nu het hof deze bad standing niet zal bezigen voor het bewijs, is aan de door de verdediging gestelde voorwaarde voor dit verzoek niet voldaan. Het hof wijst het voorwaardelijke verzoekaf.
Tot slot heeft de verdediging – zo is te lezen in de pleitnota – verzocht om [persoon 10] als getuige te horen. Het hof zal, gelet op het feit dat de verdediging dit verzoek na bespreking van de kwestie [persoon 1] in de pleitnota heeft opgenomen, dit verzoek welwillend lezen. Het hof gaat ervan uit dat dat de verdediging heeft verzocht om [persoon 1] als getuige te horen over zijn bad standing. Nu het hof deze bad standing waarover deze getuige zou moeten worden gehoord, niet zal bezigen voor het bewijs, is aan de door de verdediging gestelde voorwaarde voor dit verzoek niet voldaan. Het hof overweegt volledigheidshalve dat ditzelfde oordeel op gelijke gronden geldt voor de situatie dat de verdediging – anders dan het hof begrijpt – wel heeft beoogd [persoon 10] te willen horen. Het hof wijst het voorwaardelijke verzoek af.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(Onderzoek Harka)
hij in de periode van 1 februari 2014 tot 14 juli 2016, in Nederland, als leider, heeft deelgenomen aan een organisatie ( [motorclub 1] MC), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en
- afpersing, en
- dwang, en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van [motorclub 1] MC,) en
- het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en
- het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het als leider en/of bestuurder deelnemen aan een criminele organisatie veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank bevestigt.
De raadslieden hebben naar voren gebracht dat er momenteel diverse strafzaken tegen verdachte lopen. Door de rechtbank Zeeland -West-Brabant is verdachte reeds veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Dit brengt volgens de verdediging mee dat artikel 63 Sr in zeer grote mate moet worden toegepast bij de eventuele strafoplegging in deze zaak.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende tweeënhalf jaar, samen met anderen, leiding gegeven aan motorclub [motorclub 1] . Binnen deze club behoorden het plegen van intimidatie, (ernstig) geweld en handel in verdovende middelen tot de gebruikelijke gang van zaken. [motorclub 1] is daarmee een criminele organisatie. Van [motorclub 1] ging een sterk ondermijnend effect uit op de samenleving. Verdachte gold als boegbeeld en belangrijkste leider van de organisatie.
Bij [motorclub 1] heerste een cultuur van geweld en intimidatie waarbij de leiders zich lange tijd onaantastbaar hebben gewaand en dat ook daadwerkelijk zijn geweest. Er was sprake van een parallelle cultuur die draaide om macht, geweld, angst en intimidatie. Strafrechtelijke onderzoeken naar verdenkingen jegens de club of leden van de club waren tijdrovend en complex, juist door de cultuur van afscherming, geweld en intimidatie jegens (voormalig) leden en de angst die daarmee gepaard ging. De samenleving is daardoor geschaad.
De gepleegde strafbare feiten hebben een enorme impact gehad op en hebben grote angst veroorzaakt bij de slachtoffers. Met name het geweld dat werd gebruikt tegen de in het dossier genoemde slachtoffers in het dossier die met een bad standing [motorclub 1] hebben of moesten verlaten, is naar het oordeel van het hof zeer ernstig. Hun angst was zodanig dat zij tegen de autoriteiten niet durfden te vertellen wat hen was aangedaan. Daarbij komt dat het gepleegde geweld bij tijd en wijle zeer ernstig was. Zo had een slachtoffer een gebroken kaak, een gebroken neusbeen en een jukboogkneuzing. Een ander slachtoffer had inwendige bloedingen en gebroken ribben. Weer een ander slachtoffer had een gebroken oogkas, gebroken kaak, een ontbrekende kies, twee gebroken ribben, een gebroken bovenbeen, knie en kuitbeen, een schouder die uit de kom is en mogelijk een gescheurde lever. Verdachtes bijdrage aan deze cultuur, rekent het hof hem zwaar aan. Daarbij komt dat men op allerlei manieren probeerde uit het zicht van politie en justitie te blijven door onder andere het gebruik van PGP toestellen te faciliteren en door de eerder beschreven geldende zwijgplicht binnen [motorclub 1] op te leggen.
Het gegeven dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte zelf actief heeft deelgenomen aan de gewelddadigheden zoals die door andere leden, waaronder een van de medeverdachten, zijn gepleegd, doet aan de strafwaardigheid van de deelname aan een criminele organisatie niet af.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben leiding gegeven aan deze criminele organisatie. Zij zijn bepalend geweest bij het creëren en in standhouden van een cultuur van wetteloosheid, geweld en intimidatie. Deelnemen aan een criminele organisatie is als zelfstandig delict strafbaar gesteld omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde. Dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, is een wettelijke strafverzwaringsgrond. Leiderschap van een dergelijke organisatie is eveneens een wettelijke strafverzwaringsgrond.
Verdachte vervulde binnen [motorclub 1] als ‘Generaal’ een centrale positie. Hij is mede bepalend geweest voor het bestaan en de voortdurende uitbreiding van [motorclub 1] . Onder zijn leiding heeft [motorclub 1] gefloreerd. Verdachte heeft daarmee van meet af een significante bijdrage geleverd aan de ondermijnende activiteiten van de organisatie.
Het hof is van oordeel dat op een feit als in deze zaak niet anders kan worden gereageerd, dan met oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft verder gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Tevens volgt hieruit dat artikel 63 Sr van toepassing is. In reactie op het verweer van de verdediging op dit punt, merkt het hof op dat de in deze zaak op te leggen straf in combinatie met de door de verdediging aangehaalde door de rechtbank Zeeland -West-Brabant reeds opgelegde straf, het strafmaximum niet overschrijdt, mochten deze zaken gezamenlijk zouden zijn berecht.
Het hof houdt verder ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft onder meer verklaard weliswaar een bedrijf te hebben, maar geen vast onderkomen te hebben en zijn gezin te zijn kwijtgeraakt. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de drie reclasseringsadviezen uit 2019, 2020 en 2021 die in het kader van deze en een andere lopende strafzaak tegen verdachte zijn opgemaakt.
Het hof stelt vast dat in de zaak van verdachte in eerste aanleg de redelijke termijn is geschonden, zij het in beperkte mate. De redelijke termijn is in eerste aanleg gaan lopen op 17 mei 2018 en de rechtbank deed uitspraak op 13 november 2020. Het hof stelt vast dat dit een omvangrijke zaak betreft en dat verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 juni 2019 verzocht heeft de zaak aan te houden, omdat hij afstand deed van zijn raadsman en dat hij weigerde voor de verdere behandeling van de zaak de rechtszaal te betreden. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn ten dele mede door het handelen van verdachte is veroorzaakt. Het hof is dan ook van oordeel dat gezien de aanzienlijke ingewikkeldheid, de samenhang van verdachtes zaak met die van met name twee medeverdachten, de onderzoekshandelingen die op verzoek van de verdediging hebben plaatsgevonden, nauwelijks sprake is schending van de redelijke termijn in eerste aanleg. Daarbij komt dat uit de processen-verbaal van de rechtbank blijkt dat de rechtbank haar best heeft gedaan om de zaak van verdachte met bekwame spoed te plannen en te behandelen. Het hof is dan ook van oordeel dat met de bovenstaande vaststelling moet worden volstaan.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat een gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden is.
Het hof is van oordeel dat de duur van de gevangenisstraf zoals door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd. In het bijzonder weegt het hof de hiervoor uitvoerig beschreven rol en de centrale positie van verdachte binnen de criminele organisatie als strafverhogend mee. Verdachte was de hoofdpersoon binnen de criminele organisatie [motorclub 1] en heeft in die positie tot zijn vertrek in 2016 bijgedragen aan de instandhouding daarvan. Het hof is van oordeel dat de eis van de officier van justitie in eerste aanleg meer recht doet aan deze rol van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. A.H. toe Laer, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier, en op 16 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage: bewijsmiddelen
Het hof past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
[weergave bewijsmiddelen 1 tot en met 101, vanwege de omvang van het arrest niet opgenomen in deze publicatieversie van dit arrest]