Weblog president Verheij: Over innovatie van procedures en verandering van mindset
Onlangs verscheen een tweet van NRC journalist Folkert Jensma met de volgende inhoud: “Waarom ons (proces) recht uit 1838 als catch-all oplossing is achterhaald. @MauritsBarendrecht veegt de vloer aan: https://youtu.be/o9ZyfZGh-ko “Nieuwsgierig geworden door de woorden “veegt de vloer aan” heb ik het filmpje bekeken. Mijn reactie op twitter: “Zoals vaker: prikkelend en verfrissend, maar ook uiterst kort door de bocht. Daardoor veel op af te dingen”.Prompt kwam natuurlijk de vraag, wat daar dan op af te dingen was. Mijn antwoord luidde: “Te veel voor tweet. Ik kom er binnenkort in weblog op terug.” Die toezegging kom ik hier na.
Maurits Barendrecht hield zijn verhaal tijdens een themadag Constitutionele vernieuwing en de toekomst van de rechtsstaat in het gebouw van de Eerste Kamer. Hij begint zijn verhaal enigszins retorisch met het oppakken van een stoel en de mededeling dat hij die eigenlijk door de zaal zou willen gooien. Een verwijzing naar het “stoel incident”, in november jl. bij de rechtbank Limburg. Verderop in zijn betoog blijkt dat hij vooral wil aangeven dat mensen in ons strafproces te weinig respect en betrokkenheid ondervinden. Dat ligt niet aan de rechters, zo stelt Barendrecht, ook niet aan de partijen, nee het ligt aan de regels. Dat werkt hij vervolgens verder uit met een betoog dat vooral op civiele procedures betrekking heeft. De regels rond het civiele proces dateren uit de tijd van de eerste transatlantische stoomboot. Stoomboten hebben sindsdien allerlei innovaties ondergaan, het burgerlijk procesrecht niet.De regels van 1838 (rechtsvordering) respectievelijk 1926 (strafvordering) zijn niet bevorderlijk voor conflictoplossing, aldus Barendrecht. Inmiddels weten we en willen we dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor een oplossing en we weten dat ze daar ook nog heel goed in zijn, zo betoogt hij. Innovatie is nodig en het zijn de juristen die het probleem moeten oplossen, zo vervolgt hij. De voorbeelden die hij de revue laat passeren, waarbij begrippen worden genoemd als intake, diagnose, informatievoorziening, mediation en nog veel meer, hebben veel te maken met wat wij kunnen aanduiden als ‘alternatieve geschillenbeslechting’. Prikkelend en verfrissend, zo schreef ik in mijn tweet, maar wat is er nu eigenlijk op af te dingen?Allereerst is op het betoog van Barendrecht af te dingen dat hij geen helder onderscheid maakte tussen conflictoplossing en rechtspraak. Rechtspraak heeft zeker tot doel conflicten op te lossen, maar is ook nodig wanneer dat doel niet kan worden bereikt, bijvoorbeeld wanneer een van de partijen daar gewoon niet aan wil. Dan kan rechtspraak een functie hebben in beëindiging van het concrete conflict, zonder dat achterliggende problemen worden opgelost. In ieder geval heeft rechtspraak ook een functie als het gaat om rechtsbescherming en rechtsontwikkeling. Maurits Barendrecht heeft een hoge pet op van de eigen verantwoordelijkheid van mensen om conflicten op te lossen en het feit dat zij “daar goed in zijn”. In onze rechtszalen wordt echter veelvuldig tijd en aandacht besteed aan zaken, waarin mensen er nu juist niet in slagen de conflicten zelf op te lossen. En wie wel eens naar het programma “de rijdende rechter” kijkt zal niet onmiddellijk onder de indruk raken van het vermogen van partijen om hun eigen conflicten op te lossen.Het is al meer dan 20 jaar geleden dat ik als rechter een comparitie van partijen leidde, waarin na enig doorvragen bleek dat tussen (de personen achter) die partijen bij verschillende rechtbanken in Nederland in totaal 11 (elf !) procedures liepen. Ik vroeg aan partijen of het geen tijd werd om eens een andere wijze van conflictoplossing te beproeven en stelde voor dat al die procedures “on hold” gezet zouden worden en dat wij in het kader van de lopende comparitie zouden trachten het totaal van de conflicten op te lossen. Om een lang verhaal kort te maken: partijen stemden daarmee in en het is na enkele zittingen in het kader van die comparitie ook gelukt. Alle 11 procedures werden geroyeerd, nadat een alomvattende schikking was bereikt. Ons “stoomboot-procesrecht” bleek geen belemmering te vormen. Een paar jaar later maakte ik iets soortgelijks mee in een kluwen van conflicten en procedures tussen drie broers. Zelfde resultaat. Wat daarvoor nodig was? Wel, een zekere mate van “out of the box denken”, maar vooral de voortdurende bereidheid en medewerking van partijen (en hun advocaten!).Die medewerking van alle partijen is ook steeds de absolute voorwaarde bij alle vormen van alternatieve geschillenbeslechting, waar Maurits Barendrecht aan denkt. Zodra een van de partijen blijvend gaat dwarsliggen of weigert aan een oplossing mee te werken, komt de rechtsbeschermende en conflict-beëindigende functie van rechtspraak in beeld. En die rechtspraak moet dan voldoen aan internationale standaarden, onder meer waar het gaat om onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Dat heeft gevolgen (onder meer voor onderscheid tussen informatie, advies, bemiddeling en rechtspraak), waar Maurits Barendrecht in zijn betoog weinig aandacht aan besteedt.Barendrecht is met zijn pleidooi voor innovatie een groot voorstander van ‘meer oplossing, minder procedure’. Ik deel die voorkeur van hem! En ik herhaal: ik vind zijn ideeën vaak prikkelend en verfrissend. Maar ik deel niet zijn analyse dat de regels voor de procedures de belangrijkste obstakels vormen. Alternatieve geschillenbeslechting is van alle tijden. Elke tijd kent zijn eigen vormen. In het verleden arbitrage, bindend advies, kringenrechtspraak, geschillencommissies, commissies van wijzen etc., niet zelden aansluitend bij bepaalde samenlevingsverbanden (bedrijfstak, onderwijs e.d.). Op de achtergrond was er altijd de toegang tot de overheidsrechter. Er kwam ook een periode, waarin “oude” samenlevingsverbanden minder betekenis kregen en tegelijkertijd maatschappelijk de neiging tot juridisering van conflicten toenam. Daaraan zal mogelijk bijgedragen hebben een overheid die dacht dat de wereld maakbaar was met behulp van veel nieuwe (en vaak ingewikkelde) wetgeving. Maar het lijkt mij minder juist om de oorzaak te zoeken bij de “stoomboot-wetgeving”. Meer oplossingsgericht en minder procedureel denken is m.i. meer een kwestie van mindset (bij alle betrokkenen, inclusief rechters) dan van procesrecht. Het programma KEI (Kwaliteit en Innovatie) van de rechtspraak omvat veel meer dan het ‘ver-pdf-en’ (begrip van Barendrecht) van bestaande procedures. Juist het cultuuraspect van dat programma biedt openingen en mogelijkheden in de richting, als door Maurits Barendrecht bepleit. En zoals in het verleden het procesrecht vaak geen belemmering vormde, zo zal dat in de nabije toekomst ook gelden.Ik kom nog even terug op de inleidende opmerkingen van Barendrecht over het stoel-incident. Mensen vragen om respect en betrokkenheid, zo stelt hij. Dat klopt en dat is ook terecht. Maar anders dan Maurits Barendrecht meen ik ook hier dat ons strafprocesrecht daaraan niet in de weg staat. Er is niets mis met een streven om meer zaken buiten het strafrecht te houden, als bijvoorbeeld herstelbemiddeling tot een betere oplossing leidt. In een aantal gevallen staat overigens het belang van de openbare orde eraan in de weg om met zo’n alternatief als herstelbemiddeling te volstaan. In andere gevallen blijkt zo’n alternatief ontoereikend, omdat een van de partijen weigert eraan mee te werken. In die beide situaties kan het noodzakelijk zijn dat een strafproces volgt. Maurits Barendrecht noemt het een gevaar voor de samenleving als “noodlottige ongevallen zoals die in Meijel in dezelfde procedure worden gepropt als een fraude bij een bank of een roofmoord”. Waarom dat een gevaar voor de samenleving zou zijn, wordt niet toegelicht en eigenlijk ontbreekt in het betoog van Barendrecht iedere analyse van wat er in zo’n strafproces over, wat hij noemt, noodlottige ongevallen, aan de orde is. Ik heb daar eerder iets over gezegd in mijn nieuwjaarstoespraak in 2015 (De rechtspraak moet gehoor geven, maar moet niet overvraagd worden). Ook hier geldt: respect en betrokkenheid hebben meer te maken met mindset (van alle betrokkenen!) dan met processuele regels.Er zou nog veel meer te zeggen zijn. Hier echter nog slechts één opmerking: met het voorgaande heb ik niet willen betogen dat verder nadenken over innovatie van ons procesrecht achterwege zou moeten blijven. Dat was voor de goede lezer ook al duidelijk bij mijn eerste reactie op twitter: “Zoals vaker: prikkelend en verfrissend, maar ook uiterst kort door de bocht. Daardoor veel op af te dingen”.